Kopjes-bekermos (Cladonia fimbriata) op een rottende dennenstam.
Dit is een zeer veel voorkomend bekermos, welke weinig eisen aan de ondergrond stelt. Het onderscheidt met de andere bekermossen is lastig, maar de weinige schubben langs de steel zijn typisch. Kopjesbekermos dat bestaat uit een op de ondergrond uitgespreid thallus en een groot aantal bekervormige podetia, die zelden ontbreken. Het ziet er zowel ’s zomers als ’s winters hetzelfde uit. Omdat het op veel verschillende plaatsen groeit, is het heel algemeen in ons land. Je vindt kopjesbekermos op de grond op humus of op vermolmd hout, en op niet al te zure schors van knotwilgen. Ook zit het veel op oude rieten boerderijdaken.
Kopjesbekermos wordt nogal eens verward met andere bekermossen. Er bestaan veel soorten bekermos. De grijzige podetia van het kopjesbekermos zijn meestal grotendeels bruinig aangelopen. Ze zijn van andere bekermossen te onderscheiden doordat het schotelvormige deel smaller is dan de halve hoogte. De bekertjes zijn regelmatig van vorm en vormen een plotselinge verbreding van de podetia. Op het slanke podetium zitten altijd weinig schubben.