dinsdag 23 oktober 2018

Korstmossen en zwammen

Vanmiddag zocht ik een plaats uit op de Neterselse Heide die normaal grotendeels onder water staat. Nu is het daar droog, maar niet uitgedroogd. Veel maakt dat niet uit, maar Berkenzwammen en Echte tonderzwammen groeien er volop. Het merendeel van de bomen zijn dan ook Berkenbomen, waarvan er veel dood zijn. Ook groeit er op diverse plaatsen schildmos op de bomen.

Gewoon schildmos (Parmelia sulcata)

Gewoon schildmos (Parmelia sulcata) is een bladvormige korstmos die behoort tot de orde Lecanorales van de ascomyceten. Gewoon schildmos komt voor op de schors van bomen en dood hout en is in Nederland algemeen voorkomend. Gewoon schildmos lijkt veel op blauwgrijs steenschildmos, maar die heeft isidiën. Gewoon schildmos vormt voor de verspreiding spleetsoralen.

Het bladvormige thallus is tot 20 centimeter groot en vormt een rozet. De hoekige lobben worden 2 - 6 mm breed en 20 - 50 mm lang. De blauwgrijze tot grijsgroene bovenzijde van het thallus is bedekt met netvormige, verhoogde aderen (pseudocyphellen). Pseudocyphellen zijn kleine, punt- tot streepvormige openingen in het oppervlak van het thallus en zorgen voor de gasuitwisseling. De bladtoppen zijn soms bruin. De onderzijde van het thallus is donker gekleurd en de zwarte, enkelvoudige tot gaffelvormige rhizinen, waarmee de korstmos vastzit op de ondergrond, zitten tot aan de rand.

De bruinrode apothecien komen weinig voor. Ze zijn 2 - 5 mm groot. In een sporenzakje zitten acht, ellipsvormige, kleurloze ascosporen, die 13-16 x 6-8 µm groot zijn.

Groot Schildmos - Parmotrema perlatum


Gewone hertenzwam - Pluteus cervinus

Gewone hertenzwam (Pluteus cervinus) is een in Nederland algemene paddenstoelensoort. De vruchtlichamen zijn te vinden van mei tot en met november, vooral op stronken, takken en begraven hout, vrijwel uitsluitend van loofbomen. De paddenstoelen groeien ook bij droog weer. De dunne hoed is aanvankelijk klokvormig en na het spreiden haalt deze een diameter tot maximaal 15 centimeter. De huid glanst bij vochtig weer, de kleur is donker-grijsbruinachtig, vaak ook wat lichter. De steel is tot ongeveer een decimeter hoog en wittig met donkere, bruinachtige vezels. De lamellen zijn eerst wit en verkleuren later tot roze en roodachtig. Ze staan los van de steel. Gewone hertenzwam is eetbaar, maar staat niet bekend als delicatesse.


Berkenzwam - Piptoporus betulinus

De berkenzwam of berkendoder (Piptoporus betulinus) is een schimmel uit de familie Fomitopsidaceae die op berken groeit. De schimmel groeit voornamelijk op dood, maar soms ook op levend hout, wat uiteindelijk de boom zal vellen. De vruchtlichamen van de schimmel groeien het hele jaar door, maar zijn eenjarig. Gedroogde vruchtlichamen zijn heel lang te bewaren. De droge zwam open snijden lukt nauwelijks. Het verdroogde mycelium is taai. In de natuur worden de droge zwammen opgevreten door larven van de zwamkever. Alleen het witte vlies is ook voor deze kevers onverteerbaar. Van de berkenzwam is bekend dat hij stoffen bevat voor medicinale toepassingen.

De eenjarige vruchtlichamen zijn 10 tot 30 cm groot en versmallend naar de aanhechting met de boom. Ze hebben een roestbruine tot grijzige kleur aan de bovenzijde die om de rand krult en het poriënvlak aan de onderzijde omzoomt. De hoedhuid bladdert makkelijk af. Het vruchtlichaam heeft een bolle tot vlakke vorm en groeit als een bankje. De onderzijde van het vruchtlichaam heeft een crèmewitte kleur en kenmerkt zich door honderden buisjes waarin zich de sporen bevinden. Deze zijn wit en glad; cilindrisch tot lang-elliptisch met afwezige cystidia, ze hebben de volgende afmetingen: 3-6 x 1.5-2 µ. De buisjes van de zwam staan steeds verticaal, hoe de tak ook aan de boom zit of op de grond ligt. De sporen kunnen zich hierdoor altijd verspreiden. Het vruchtlichaam heeft een rubberachtige textuur die met het toenemen van de leeftijd kurkachtig wordt. Het vlees is droog, taai, niet-vezelig en wit. De steel is afwezig of knobbelig en kort. Hout dat aangetast wordt door de schimmel geurt vaak kenmerkend naar appels, het vruchtlichaam zelf smaakt bitter. De dode zwam is bedekt met een korrelig, wit vlies.


Echte tonderzwam - Fomes fomentarius

De echte tonderzwam (Fomes fomentarius, synoniem: Polyporus fomentarius), in de volksmond ook tondelzwam of tonder-gaatjeszwam genoemd, is een schimmel die behoort tot de familie Polyporaceae. Het is een zwakteparasiet die groeit op verzwakte of dode bomen.

Het vruchtlichaam van de echte tonderzwam is meerjarig. Het kan consolevormig zijn, maar in de meeste gevallen is het klok- of koepelvormig en hooggewelfd, waarbij een groot deel van de onderste helft vrij van het substraat hangt. De paddenstoel kan in de loop der tijd een afmeting bereiken van 10 tot 30 bij 5 tot 20 centimeter, met een dikte van 10 tot 25 centimeter. De bovenzijde is sterk gewelfd en bedekt met een harde korst van een à twee millimeter dik. Wanneer deze in aanraking komt met vuur, zal het niet smelten als bij de meeste paddenstoelen, maar verkolen. Hierdoor is de zwam erg vuurbestendig.

Het oppervlak van de korst is bedekt met brede, concentrische ringen die de paddenstoel een gestreept uiterlijk geeft. De kleuren van de echte tonderzwam kunnen sterk uiteenlopen, van zilvergrijs, rood- of donkerbruin tot bijna zwart. Aanvankelijk werden zeer donkere paddenstoelen zelfs aangezien als een aparte soort, Fomes nigricans genaamd. Ter hoogte van de stompe, viltige groeirand onderaan is de paddenstoel doorgaans lichter gekleurd in de groeiperiode.


Gewone krulzoom - Paxillus involutus

De gewone krulzoom (Paxillus involutus) is een paddenstoel uit de familie Paxillaceae. De soort is giftig. De krulzoom groeit op heidevelden en in bossen, vooral bij berken. Het is een algemeen voorkomende soort. De hoed heeft een doorsnede van 5-11 cm en is gewelfd met een sterk ingerolde rand. Later krijgt de hoed een iets ingedeukt centrum. Bij vochtig weer is de hoed wat kleverig. De kleur varieert van geelachtig bruin tot roodbruinachtig. De hoed is glad, behalve aan de rand, die vaak gegroefd is.

De steel is 6-7 cm hoog en 1-1,2 cm dik. De steel heeft dezelfde kleur als de hoed, maar iets lichter en vaak gestreept. De lamellen zijn eerst geelbruin en later donkerder. Ze zijn aflopend en zitten dicht bijeen. De sporen zijn okerbruin.