De Middelste bonte specht, met een complete rood pet, een rossige stuit en gestreepte borst.
De Middelste bonte specht (Dendrocopos medius) lijkt een beetje op de Grote bonte specht maar iets kleiner. Een volwassen middelste bonte specht heeft een lichaamslengte van ongeveer 19,5 tot 22 centimeter. Wit gezicht met in wit geïsoleerd oog. Rode pet in alle kleden, niet afgezet aan onderzijde met zwart. Zalmroze 'broek', flankstreepjes. Zwart-witte vleugels met grote witte schoudervlek. Wat verwarrend kan werken met nog niet volwassen grote bonte spechten.
Beide geslachten hebben een geheel rode kopkap zonder zwarte bies. Bij verstoring of opwinding worden de rode kopveren opgezet. Op het achterhoofd heeft het mannetje meestal een duidelijke grens tussen het rood van de kopkap en het zwart in de nek. Het vrouwtje heeft een iets minder felrood gekleurde kopkap. De overgang tussen het rood en het zwart op het achterhoofd is soms vager en vertoont soms ook gelige of bruinige tinten. Buiten dit verschil, dat niet altijd aanwezig is en in het veld moeilijk is te onderscheiden, bestaat er geen noemenswaardige seksuele dimorfie. Hiermee onderscheidt de middelste bonte specht zich van de meeste andere spechtensoorten.
De middelste bonte specht is een dagactieve vogel. Hij deelt zijn dag in tussen zonsopgang en zonsondergang, maar is minder actief bij slechte weersomstandigheden. De specht is een groot deel van de dag beweeglijk op zoek naar voedsel. Hij houdt zich bij voorkeur op in de middelste en bovenste vegetatielagen van loofbomen. Hierdoor is hij relatief moeilijk te ontdekken wanneer een boom blad draagt. Vroeg in de middag wordt meestal een pauze gehouden, waarin de middelste bonte specht rust, zijn veren glad strijkt of met opgezette veren zonnebaadt. De middelste bonte specht brengt deze periode doorgaans in de bovenste boomkronen door. Reeds voor de schemerperiode verblijft hij in de nabijheid van zijn slaapplaats. Hij brengt de nacht door in een boomholte of soms in een nestkast.
De nestholte wordt uitgehakt in een boomstam of dikke tak van een loofboom, bij voorkeur in zachte houtsoorten. De middelste bonte specht kiest hiervoor bomen als populieren, wilgen of elzen, maar ook dood of beschimmeld hout. Doorgaans is het mannetje reeds begonnen voordat een koppel is gevormd. Daarna helpt het vrouwtje om het nest verder uit te hakken, al blijft het mannetje het grootste aandeel hierin leveren. In totaal bedraagt de bouwtijd minstens een week, maar meestal twee tot vier weken. In sommige gevallen echter broedt de middelste bonte specht in een eerder gebruikt nest of in die van de grote bonte specht of de kleine bonte specht. In het laatste geval zal de kleine nestholte eerst verder uitgehakt worden.
De middelste bonte specht heeft de typische gewoonte om de nestingang onder een overkapping te maken, zoals een aanhechting van een grote tak of een consolevormige paddenstoel als de echte tonderzwam. Het vlieggat heeft een doorsnede van minimaal 34 millimeter en de nest een breedte van ongeveer 12 centimeter en een diepte tussen de 20 en 35 centimeter. Nestholtes van de middelste bonte specht zijn aangetroffen van een tot meer dan twintig meter boven de grond, maar meestal op een hoogte van vijf tot tien meter. Gemiddeld genomen bouwt de middelste bonte specht zijn nest hoger dan de grote bonte specht.
In Centraal-Europa en de Benelux wordt op zijn vroegst vanaf begin april begonnen met het leggen van eieren, maar meestal in de tweede helft van april en in mei. Een legsel bestaat gemiddeld uit vijf of zes glanzende, zuiver witte eieren, met vier en acht als uitersten. Het ovale ei heeft een gemiddelde grootte van 18 bij 23 millimeter en weegt iets meer dan vier gram. Nadat het laatste ei is gelegd, beginnen beide ouders met het broeden; het mannetje 's nachts en het vrouwtje overdag. Na elf tot veertien dagen komen de eieren uit. Beide ouders voeren de jongen en houden het nest schoon. Aanvankelijk worden de jongen vooral met bladluizen gevoerd, later krijgen ze ook andere ongewervelden te eten. Na 20 tot 26 vliegen de juvenielen uit.