donderdag 24 mei 2018

Insecten en juffers in de graskant

Wie lang een met gras begroeide sloot wandelt en goed oplet, kan zomaar enkele bijzondere insecten tegen komen. Behalve de eerder geposte insecten en libelle larve vervelling, kwam ik vanmorgen nog enkele mooie soorten tegen op de Neterselse Heide.

De Weidebeekjuffer (man). (foto's: Nikon D300)

De weidebeekjuffer (Calopteryx splendens) is een 45 à 48 mm grote Juffer uit de familie van de beekjuffers (Calopterygidae), die in Nederland en België vrij algemeen voorkomt bij stromend water van redelijke kwaliteit.

Een Dambordvlieg en een Grote Dansvlieg (Empis tessellata). (foto's: Nikon D300)

De Dambordvlieg of de Grijze vleesvlieg (Sarcophaga carnaria) is ongeveer 13 tot 15 millimeter lang, de kleur is grijszwart. Op het borststuk zitten enkele lichtere lengtestrepen, op het achterlijf is een patroon van afwisselende lichte vlekken zichtbaar, waaraan de naam dambordvlieg te danken is. Het borststuk is erg breed evenals de uiteinden van de poten. De ogen zijn groot, rond en opvallend rood gekleurd.

Dansvliegen (Empididae) zijn zeer klein en vaak onopvallend, bruin gekleurd. De kop is rondachtig, waarbij de mannetjes zeer vaak vergrote samengestelde ogen hebben. De steeksnuit is bij enkele soorten opvallend lang en dient voor het steken en leegzuigen van andere insecten. De poten van de vliegen zijn relatief lang, waarbij een paar poten dikwijls omgevormd zijn tot een vangpoot met op de dijen doornen en met gekromde schenen, zo ongeveer als bij soorten van het geslacht Chelifera.

Een Stro-uiltje en een Gegroefde lapsnuitkever. (foto's: met een Nikon Coolpix S9900)

Het stro-uiltje (Rivula sericealis) is een vlinder uit de familie spinneruilen (Erebidae). De voorvleugellengte bedraagt tussen de 13 en 15 millimeter. De imago kan verward worden met de late koolmot (Evergestis forficalis) uit de familie van de grasmotten (Crambidae), maar deze is wat groter en er lopen strepen over de voorvleugel. De soort overwintert als rups. Het stro-uiltje heeft diverse grassen als waardplant, zoals boskortsteel en pijpestrootje.

Snuitkevers (Curculionoidea) danken de naam aan de soms sterk verlengde kop met de tasters die vaak in het midden of helemaal vooraan zitten. Sommige soorten hebben een minder sterk verlengde snuit (bijvoorbeeld soorten uit de onderfamilie Scolytinae) en er zijn ook kevers uit andere infraorden die een wat verlengde 'snuit' hebben, zodat bij een aantal soorten verwarring kan ontstaan. De lichaamslengte varieert van 0,1 tot 9 cm. Het lichaam is vaak onopvallend gemarmerd, soms juist zeer kleurrijk met metaalglans of bonte vlekken. De antennen zijn meestal samengesteld uit 11 geledingen, die gebogen of geknikt zijn.

Pop van een Aziatische lieveheersbeestje. (foto's: Nikon Coolpix S9900)

Wat een raar gezicht, een pop van het Aziatisch lieveheersbeestje met een gemeen stekelige baard. Het is de buitenaards aandoende pop van het Veelkleurig Aziatisch Lieveheersbeestje (Harmonia axyridis). Als je naar de laatste foto hierboven kijkt dan zie je de voorloper van de pop; het laatste larvestadium. De goede kijker ziet het meteen; de ‘baard’ van de pop is de laatste afgestroopte vervelling van de larve.

Het Aziatisch lieveheersbeestje (Harmonia axyridis) kent veel kleurenvariaties. Ook het aantal stippen varieert erg. Deze soort heeft veel verschillende mogelijke tekeningen, van vrijwel geheel oranje tot bijna zwart, maar is herkenbaar aan de zwarte 'M'-vormige tekening op het halsschild (pronotum) en het van achteren vaak wat geplooide of gedeukte rugschild (elytrum).