De Grasmus in een struikentop
De grasmus (Sylvia communis) is een zangvogel uit de familie van zangers (Sylviidae). De lichaamslengte bedraagt 14 cm. Beide partners zijn vaak zeer verschillend. In de lente toont het mannetje zich erg opgewonden, terwijl hij van tak tot tak vliegt, zijn staart uitspreidt en de kuif opricht. Zijn zang is afwisselend met noten die de vogel haastig uitstoot, wanneer hij trillend uit een heg opvliegt en er zich dan terug in laat vallen. Deze vogels nestelen in struikgewas en heggen, vaak aan de rand van akkers of weiden, maar ook in tamelijk hoog onkruid en in braamstruiken langs sloten, wegen en spoordijken is de vogel te vinden. Het voedsel bestaat uit insecten, bessen en vruchten.
Een vervliegende Knobbelzwaan, En Graspieper in de struiken en een Scholekster op een vers omgeploegde akker.
De knobbelzwaan (Cygnus olor) leeft voornamelijk van waterplanten, waar hij met zijn lange hals naar grondelt, maar hij eet ook gras. De knobbelzwaan kan een spanwijdte van 2,40 meter bereiken en is daarmee de grootste watervogel. Hij is 140 tot 160 cm groot. Met zijn lange nek kan hij ver onder water reiken. Met 10 tot 12 kg behoort de knobbelzwaan tot de zwaarste vliegende dieren.
De graspieper (Anthus pratensis) is een zangvogel uit de familie piepers en kwikstaarten (Motacillidae). De graspieper lijkt veel op andere soorten piepers zoals de waterpieper en de boompieper. Het is een kleine vogel van ongeveer 15 cm met een spanwijdte van 25 tot 27 cm. De graspieper weegt ongeveer 20 tot 25 gram.
De scholekster (Haematopus ostralegus) is een zwart-witte steltloper uit de familie der scholeksters (Haematopodidae). Onder vogelaars heet de vogel ook wel Bonte Piet. Deze vogel heeft een zwart-wit verenkleed, een oranje snavel en oranje poten. Rondom de ogen heeft hij een oranje ring. Het verenkleed is bij beide geslachten gelijk. De lichaamslengte bedraagt 40 tot 45 cm en het gewicht 400 tot 800 gram.
De Ooievaar in het gras. Even later nog een die overvloog.
De ooievaar (Ciconia ciconia) is een grote vogel uit de familie ooievaars (Ciconiidae) uit de orde van de ooievaarachtigen (Ciconiiformes). Als carnivoor eet de ooievaar een breed scala aan dierlijke prooien, inclusief insecten, vissen, amfibieën, reptielen, kleine zoogdieren en kleine vogels. Hij pakt het meeste voedsel van de grond, tussen lage vegetatie en uit ondiep water. Het is een monogame broeder, maar vormt geen paar voor het leven. Het paar bouwt een nest bestaande uit grote takken, dat soms meerdere jaren wordt gebruikt. Het vrouwtje legt elk jaar één legsel van gewoonlijk vier eieren, die 33 tot 34 dagen na het leggen asynchroon uitkomen. Beide ouders broeden om beurten de eieren en voeden ook beide de jongen. De jongen verlaten 58 tot 64 dagen na het uitkomen het nest en worden hierna nog 7 tot 20 dagen gevoed door de ouders.