vrijdag 14 mei 2021

De Kleine karekiet in het riet langs de Reusel

De kleine karekiet (Acrocephalus scirpaceus) lijkt zeer sterk op de bosrietzanger (zie tweelingsoorten). Ze zingen hangend aan een rietstengel vanaf de ochtend tot enkele uren na zonsopkomst, vooral van schemer. Deze (op de foto's) zag ik vanmorgen in Baarschot langs de oevers van het beekje De Reusel.


De Kleine karekiet zit het vaakst achter het riet, maar hier zag ze ook.

De Kleine karekiet is een echte moerasbewoner. De markante, krassende, staccato zang (met altijd een "krr-krr-kiet-kiet-kiet"-achtige strofe) is te horen in de meeste rietstroken. De voorkeur van deze onopvallende bruine vogel gaat uit naar rietlanden, die met de stengels in ondiep water staan. In goede broedgebieden, zoals de laagveenmoerassen in Nederland, kunnen kleine karekieten in kolonies broeden. Deze behendige muggenvanger is gaal gelig bruin van boven, vuilwit van onderen, verder eigenlijk geen expliciete kenmerken. Een relatief lange snavel is een hulp om hem te onderscheiden van de zeer gelijkende bosrietzanger. Geen verschil tussen mannetje en vrouwtje. Ze worden slechts 13 cm lang.

De Kleine karekiet is sterk gebonden aan rietvegetaties, van puur tot verruigd riet maar met voorkeur voor stevig maar niet te dik waterriet. Zowel grote rietvelden als smalle stroken langs bijv. sloten en beekjes. De eileg verloopt van half mei tot half augustus, vooral eind mei tot begin juli. Een tot twee broedsels per jaar, meestal 3-6 eieren, broedduur 11-14 dagen, nestjongenperiode 9-13 dagen, jongen worden nog enige tijd na uitvliegen verzorgd. Het nest heeft een netjes gebouwde diepe kom, geweven rond verticale stengels van (meestal) riet. Niet te verwarren met andere soorten. Nesten in ruigtevegetaties kunnen vlakbij nesten van Bosrietzanger liggen.


De Reusel ontspringt ten zuidwesten van het Noord Brabantse dorp Reusel, op het hoger gelegen Massief van Brabant, en stroomt door het Landgoed de Utrecht en vervolgens langs Baarschot en Diessen onder het Wilhelminakanaal door naar Moergestel, waarna zij net ten zuiden van Oisterwijk overgaat in de Achterste Stroom. Beken die in de Reusel uitmonden zijn de Belevensche Loop, Hoevensche Loopje, Rouwenbochtloop, Raamsloop (soms Raamloop, in de Utrecht) en het Spruitenstroompje (ten zuiden van Moergestel).

De Reusel heeft de functie van waternatuur en viswater. Aangezien de beek tegenwoordig weinig meer is dan een rechtgetrokken afvoerkanaal, wordt niet altijd aan deze functies voldaan. Desondanks behoort de Reusel van de Langvoortse brug tussen Lage Mierde en Hulsel tot aan het Wilhelminakanaal tot het Natura 2000 gebied Kempenland-West, wegens het voorkomen van de beschermde drijvende waterweegbree en de eveneens beschermde kleine modderkruiper. Het dal van de Reusel op Landgoed de Utrecht is door de provincie Noord-Brabant als aardkundig monument aangewezen.

Reusel wordt in het testament van St. Willibrord uit het jaar 726 aangeduid als Digena of Disena. Er is een theorie die stelt dat de huidige Reusel (evenals de Esschestroom) ooit beschouwd werd als de bovenloop van de Dieze. De namen Diessen en Dieze zouden dan dezelfde historische wortels hebben. Vroeger stroomde de Reusel kronkelend door een brede, natuurlijke bedding. Langs de oevers hier een daar een bosje, wat weilanden (beemden), houtwallen en de plaatselijke dorpskernen op een steenworp afstand. Langs de beek stonden drie watermolens, namelijk ten zuiden van Baarschot, tussen Baarschot en Diessen en aan het Stokeind te Moergestel. Tijdens de ruilverkaveling in de jaren zestig is de beek rechtgetrokken en sindsdien is het een recht en breed afvoerkanaal, met nauwelijks stroming. Hierdoor ontstaat wateroverlast in de winter en verdroging in de zomer. Ook is er geen ruimte voor waterberging en natuurlijke processen.