woensdag 26 mei 2021

De IJsvogel verzorgt zijn verenkleed

Als de IJsvogel voorbij komt vliegen zie je niet veel meer dan een blauwe flits. IJsvogels zijn vogels die je bij beken en rivieren met stromend water kunt vinden. Broeden doen ze ook aan stilstaand water. Hun nesttunnel graven ze in zandige of lemige steile oeverranden. Hoewel de naam anders doet vermoeden maken strenge winters veel slachtoffers onder de ijsvogels. Omdat ze bij dichtgevroren water niet meer bij hun voedsel kunnen, sterven ze bij gebrek aan vis door verhongering.


De IJsvogel verzorgt zijn verenkleed.

De onmiskenbaar blauw en oranje gekleurd maakt veel indruk als je deze vogel ziet. Het is een vogel die iedere natuurfotograaf op zijn wensenlijst heeft staan. Ze zijn een beetje plomp gebouwd met korte staart en een grote kop en snavel. Witte keel en zijhals. De vleugels en de kruin zijn groenachtig blauw met een helderblauwe rug en stuit. Ze zitten vaak rechtop op een laaghangende tak boven het water te loeren naar visjes. Ze vliegen met hoge snelheid (tot 80 km/uur) luid roepend over het water en is dan goed te zien. Vrouwtjes hebben een oranjerode ondersnavel, bij de man is die zwart.

IJsvogels nestelen het liefst langs langzaam stromende beken. In mindere mate wordt ook bij stilstaande, visrijke wateren genesteld. Ze komen voor bij meren, moeras, oevers, parken en tuinen, plassen, rietland en ruigte, rivieren en vennen. IJsvogels duiken in helder, liefst stromend water naar visjes maar ook naar waterinsecten. IJsvogels stellen prijs op enkele bomen of struiken langs de oever, bij wijze van uitvalsbasis. Ze zitten dan vaak stil op een laaghangende tak boven het water te loeren naar visjes. Voordat hij duikt 'bidt' de ijsvogel soms even boven het water.

IJsvogels broeden vanaf februari tot en met maart. Ze graven tunnels in oevers met een een 0,5 meter lange gang met aan het einde een broedkamer. Als in de wanden boomwortels tegen komen die het verder graven bemoeilijken, maken ze een nieuwe gang op een kleine afstand van hun eerste gang. Als in een oever of in de voet van een omgewaaide boom die langs het water staat meerdere gangen te zien zijn, is de gang die naar het nest leidt te herkennen aan de uitwerpselen die de vogels vanuit het einde van de gang naar buiten spuiten. De broedvogels doen dat om het broeden zo kort mogelijk te onderbreken. De bijna uitvliegende jongen doen dat ook. Hoe meer uitwerpselen, hoe langer er al gebroed is en hoe groter de jonge vogels op het nest al zijn. Na het verlaten van het nest met jongen nemen de ouders een bad om de stank van de uitwerpselen van de jongen in het nest weg te wassen.

Ze leggen meerdere legsels per jaar van meestal 6 tot 7 eieren. De man en vrouw broeden de eieren in 19 tot 21 dagen uit. De jongen zitten zo'n 22 tot 28 dagen op het nest voor ze uitvliegen. Het voedsel bestaat uit visjes, maar ook uit waterinsecten zoals libellenlarven. Vissen worden mee naar de zitpost genomen en worden daar eerst tegen een tak geslagen voordat ze worden doorgeslikt. IJsvogels jaagt vanaf een zitpost en bidt ook regelmatig en duikt in het water om zijn prooi te pakken.