Tijdens mijn wandeling door de Hulselse Staat zag ik vanmorgen enkele Goudhaantjes die in de sneeuwranden tegen de bomen naar voedsel zochten. Ik heb met zekerheid een stuk of twaalf van het kleinste vogeltje in ons land gezien. Waarschijnlijk zaten er nog meer, maar die zaten te ver weg om daar zekerheid over te hebben.
De goudhaan is Europa’s kleinste vogel. Van snavel tot staartpunt meet hij slechts 8,5 cm, en ze wegen vaak niet meer dan 5 gram. Het is een zangvogel die vooral te vinden is in naaldbossen met lariksen en sparren. Ook al komen er grote aantallen goudhaantjes voor in ons land, ze worden in de broedtijd niet vaak gezien. Ze leven namelijk vooral in de toppen van naaldbomen. Hun aanwezigheid wordt meestal verraden door hun liedje of roepjes van hoge tonen: "zrie-zrie-zrie". Door de hoge tonen zijn ze helaas minder goed te horen voor oudere mensen waarbij het gehoor wat achteruit is gegaan. Ze leven in groepjes en trekken vaak op met mezen. Goudhaantjes kunnen ontzettend tam zijn en vooral in de trektijd als er duizenden in ons land neerstrijken, zijn ze zo met voedsel zoeken bezig dat je ze soms bijna aan kunt raken.
Het Goudhaantje is een klein, mosgroen vogeltje met een opvallende gele kruinstreep met zwarte zijbanen. Wat ook opvalt, is het zwarte kraaloog in een witgrijs gezicht. Ze vliegen vaak rusteloos door het (naald)bos, af en toe stilhangend. Het mannetje kenmerkt zich door een duidelijke felle oranje veeg in de gele kruinstreep. Ze leven van geleedpotigen. Over het algemeen aangepast aan kleine soorten zoals springstaarten (Collembola), bladluizen (Aphidoidea), kleine motten (Lepidoptera) en kleine spinnetjes (Araneae).
Het zijn hoofdzakelijk trekvogels, maar populaties verschuiven, zodat je ze wel het hele jaar kunt zien. Alleen in Noord Scandinavië vertrekken alle goudhanen in de winter. De Waddeneilanden kunnen in het najaar overspoeld raken met goudhanen. In een klein struikje zitten dan soms wel tien tot vijftien goudhaantjes. De soort heeft twee grote trekroutes: één zuidwest langs de kust van Noorwegen, Denemarken en Nederland richting West- en Zuid-Europa, de ander oost van Scandinavië en de Baltische staten naar Polen en tot in de Balkan; overwintert in grote delen van Zuid-Europa inclusief de Mediterrane eilanden, maar bereikt bijna nooit Afrika. Nachttrekker. Najaarstrek september - november, voorjaarstrek maart - april.