Het vrouwtje van de Zwartkop, klaar om in bad te gaan.
De Zwartkop is ongeveer net zo groot als een koolmees en dankt zijn naam aan de zwarte pet op zijn kop, die alleen het mannetje draagt. Het vrouwtje heeft een roestbruine pet. Bij het mannetje is de rest van het verenkleed grijs, bij het vrouwtje grijsbruin. De zwartkop vliegt weinig en laat zich vooral horen. De Zwartkop broedt in bossen en halfopen landschappen met bomen en struiken. Leeft bij voorkeur in loof- en gemengde bossen met een rijke ondergroei van vooral bramen. Komt ook voor in parken, tuinen en andere halfopen landschappen met bomen en struiken.
De Zwartkop zingt vanaf half maart tot in juli. De broedperiode is vanaf half april tot eind juni, met piek in mei en begin juni. Eén tot twee broedsels per jaar, met meestal 4 tot 6 eieren. De broedduur duurt 12 tot 16 dagen. Maakt zijn komvormig nest vaak laag in dicht struikgewas, zoals braam. De jongen zitten 11 tot 12 dagen op het nest. Na het uitvliegen worden ze nog 2 tot 3 weken gevoerd.
Veren zijn erg belangrijk voor vogels en hebben meerdere functies zoals vliegen, isolatie, camouflage of pronken en het afstoten van water. Vogels zijn er dan ook zuinig op en poetsen hun veren uitvoerig. Tijdens het poetsen worden stof, vuil en parasieten verwijderd. Vervolgens wordt het verenkleed ingevet of geolied, zodat de veren flexibel en waterafstotend blijven. Deze ‘wax’ is afkomstig van een klier bij de staart.