zondag 9 juni 2019

Merel verzorgt verenkleed na bad

De Merel vrouw moet gedacht hebben dat je met Pinksteren in bad mag. In ieder geval maakte deze vogel graag gebruik van de mogelijkheid om zijn verenkleed een een wasbeurt te geven. Na de wasbeurt volgt het uitgebreide gladstrijken van de veren en pluimen.

De merel zag dat het bad niet bezet was.......

Veren zijn erg belangrijk voor vogels en hebben meerdere functies zoals vliegen, isolatie, camouflage of pronken en het afstoten van water. Vogels zijn er dan ook zuinig op en poetsen hun veren uitvoerig. Tijdens het poetsen worden stof, vuil en parasieten verwijderd. Vervolgens wordt het verenkleed ingevet of geolied, zodat de veren flexibel en waterafstotend blijven.

.... en nam zijn kans om uitgebreid te baden.

Als ze gebaad hebben moeten de veren nog even glad gestreken worden. Daar nemen ze ook de tijd voor. Met ‘wax’, afkomstig van een klier bij de staart, worden de veren ingevet om waterafstotend te maken. Het gladstrijken van de veren is nodig om ze in goede conditie te houden. Dit gladstrijken van de veren begint de vogel door de snavel over een stuitklier onderaan de staart te wrijven. Het stof en de parasieten die tijdens het wassen niet weggespoeld zijn worden alsnog van de veren weg gewreven.

Na de wasbeurt volgt het uitgebreide gladstrijken van de veren en pluimen. Het water wordt uit de vacht geschud.

Veel zangvogels, zoals Vinken, Kool- en Pimpelmezen en Roodborstjes, nemen eerst een bad voordat ze gaan poetsen. In de natuur hebben vogels verschillende mogelijkheden om zichzelf schoon te houden. Dit kan door bijvoorbeeld een hoge luchtvochtigheid of door een nabijgelegen riviertje. Sommige vogels zijn liever lui en laten hun veren schoonmaken. Er zijn Gaaien die expres in een mierennest gaan staan en de mieren parasieten uit hun verenkleed laten halen.


De Merel mannetjes zijn overwegend zwart en hebben een gele oogring en snavel. In het broedseizoen is zijn melodieuze zang in het grootste deel van Europa 's ochtends en 's avonds te horen. Het vrouwtje en de juveniel zijn meer gecamoufleerd dankzij een donkerbruin verenkleed. Beide geslachten zijn territoriaal in hun broedgebied in bossen en tuinen. De merel is omnivoor en voedt zich met insecten, aardwormen, bessen en vruchten.

In tegenstelling tot bij de meeste andere lijsters bestaan er duidelijke verschillen tussen het mannetje en vrouwtje. Een volwassen mannetje heeft een glanzend zwart verenkleed. Met name de onderzijde, maar ook de rugzijde en schouderstukken zijn soms grijs tot brons getint, wat duidelijk te zien is bij een juiste lichtval. Verder heeft het mannetje donkerbruine poten, een gele oogring en een oranjegele snavel, die in de winter wat donkerder wordt.

Het vrouwtje heeft een bruin tot geel- of roodbruin verenkleed, dat vanaf een afstand egaal kan lijken. De onderzijde is echter lichter gekleurd en onregelmatig gevlekt of gestreept. De buik is grijs tot bruin en de bruine borst is bedekt met lichte vlekken. De keel is het lichtst gekleurd en is grijs tot bruin met donkere onregelmatige strepen. Het vrouwtje heeft net als het mannetje donkerbruine poten, maar de snavel is lichter gekleurd. Ook de oogring is minder fel gekleurd en valt door het bruine verenkleed weinig op.

De eerste rui vindt plaats tijdens het eerste kalenderjaar aan het einde van de zomer of het begin van de herfst. De jaarlijkse ruiperiode van Europese merels ligt tussen juni en eind oktober, met de grootste piek in augustus.