De Bonte vliegenvanger met zijn pootjes in het water.
De Bonte Vliegenvanger (Ficedula hypoleuca) dankt zijn naam omdat ze net als andere vliegenvangers, vliegjes vangen. Daarmee is het meteen duidelijk dat het insecteneters zijn. Vanaf een zitpost maken ze korte vluchten achter vliegende insecten aan, en vangen deze in volle vlucht. De bonte vliegenvanger is een kleine zangvogel (± 13 centimeter, 9-15 gram) uit de familie van de vliegenvangers (Muscicapidae). Het is een van de vier soorten zwart-witte vliegenvangers die in het westers Palearctisch gebied voorkomt. De bonte vliegenvanger bouwt zijn nest meestal in holtes, bij voorkeur in eiken. Bij de bonte vliegenvanger is polygynie gebruikelijk, waarbij het mannetje niet in de onmiddellijke omgeving een tweede vrouwtje tracht te veroveren. Na de paringen gaat het mannetje terug naar het eerste vrouwtje en helpt met het voeden van de jongen.
De Bonte Vliegenvanger wordt vooral aangetroffen in half open loof- en gemengde bossen met een gevarieerde structuur. Het meest in het zuiden en oosten van Nederland. Ze eten insecten zoals vliegen, muggen, vlinders en libellen, maar ook oorwurmen en sprinkhanen. Vanaf een zitpost maken bonte vliegenvangers korte vluchten achter vliegende insecten aan, en vangen deze in volle vlucht.
Veren zijn erg belangrijk voor vogels en hebben meerdere functies zoals vliegen, isolatie, camouflage of pronken en het afstoten van water. Vogels zijn er dan ook zuinig op en poetsen hun veren uitvoerig. Tijdens het poetsen worden stof, vuil en parasieten verwijderd. Vervolgens wordt het verenkleed ingevet of geolied, zodat de veren flexibel en waterafstotend blijven. Deze ‘wax’ is afkomstig van een klier bij de staart.
Rond de eeuwwisseling werd het aantal broedparen van de bonte vliegenvanger berekend op ongeveer 14.000 tot 18.000 paren. Doordat ze veel gebruik maken van nestkasten, was dat een tamelijk betrouwbare indruk van de populatie. In de laatste tien jaar zit de soort weer in de lift en namen de aantallen toe.