zondag 2 juni 2019

Ladderboktor (Saperda scalaris)

Vanmorgen zag ik een tor die mijn aandacht trok. Mijn motto: maak er eerst een foto van, en zoek later uit wat het is (of was). In Engeland zeggen ze "Copy first, worry later". Het was een tor, een Ladderboktor.


De Ladderboktor (Saperda scalaris) is een keversoort uit de familie van de boktorren (Cerambycidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd in 1758 door Linnaeus. Het merendeel van de waarnemingen komt uit mei en vooral uit juni. Van de waarnemingen buiten deze periode heeft in ieder geval een deel betrekking op dieren die binnenshuis in haardhout werden gevonden.

De kevers zijn 12 tot 18 millimeter lang. Haar lichaam is zwart en draagt ​​een complex patroon van felgele tot groene behaarde delen. Zelden zijn er exemplaren met een lichte of grijsachtige kleur. Vooral de dekkingsvleugels zijn nogal geelgroen gekleurd, het schild aan de kop en de keel is nogal geel. De gekleurde delen vormen een strook langs de vleugelnaad van de linker en rechter tak van in totaal vijf "laddersporten". De gele kleur kan ook zwaarder wegen, zodat het lijkt alsof de kever een zwart patroon zou dragen. De poten zijn geelgrijs, de sondes zijn lichtgrijs gekleurd, maar aan het einde van elk segment zijn ze donker.

De Ladderboktor (Saperda scalaris).

De mannetjes bevinden zich meestal in boomtoppen, en zijn zeldzamer op bloemen. De vrouwtjes worden gevonden op gekapt hardhout. De larven ontwikkelen zich in dood hout en aangetast hout van veel verschillende soorten hardhout, zoals. In eik , beuk , iep , berk , wilg , hazelaar , enz. De vrouwtjes leggen hun eieren in een gebeten voor. De broedlarven hebben twee tot drie jaar nodig om zich te ontwikkelen.

De larve leeft in en onder de schors van afstervende stammen, takken en twijgen van staand of liggend loofhout. Het betreft vaak eik maar in het buitenland is de soort ook vermeld van els, zoete kers, appel, lijsterbes, iep, noorse esdoorn, zomereik, wintereik, walnoot, boswilg, kraakwilg, zwarte populier en berk. In het westen van Nordrhein-Westfalen is de soort vooral op els vastgesteld. Bij wijze van uitzondering gebruikt Saperda scalaris ook naaldhout als lork en fijnspar. In Nederland werden exemplaren gekweekt uit eik en adulten werden aangetroffen in gangen in hoogstamfruitbomen. Verpopping vindt plaats in het spinthout onder schors in het hout. De ontwikkeling duurt twee jaar.