Boomklever, net als veel andere zaadeters zijn dol op zonnebloem pitten.
Als je in de buurt van een bos of park woont, of als je zelf een grote tuin hebt met veel grote oudere bomen, heb je kans dat een boomklever je tuin bezoekt. Deze prachtige vogel heeft een priemachtige snavel en een gestroomlijnd lichaam met een blauwgrijze rug. In tegenstelling tot spechten en boomkruipers kan de boomklever zowel omhoog als omlaag klauteren. Als je ze wilt lokken helpt het als je een volgroeide bomen en struiken in de tuin hebt staan. Heb je nou geen boom dan kun je een boomstronk met vet of vogelpindakaas insmeren. De boomklever bezoekt ook regelmatig de voedertafel, waar hij zaden verzamelt die als voorraad worden verstopt.
Het is slim vogels voeren als je zaadeters, zoals mezen, mussen, vinken en groenlingen wilt lokken. Maar nog slimmer voeren is essentieel voor de insecteneters (roodborst, winterkoning) en de mezen (koolmees, pimpelmees). Huismussen zijn brutaal en leren snel nieuwe manieren om voedsel te bemachtigen. Strooi stukjes bruin brood of een mengsel van zaden op een voederplank of een open plek op de grond. Liefst in de buurt van een struik of boom zodat ze snel kunnen wegvluchten.
De groenling is een vinkachtige en kun je herkennen aan de geel-groenen vleugelvlekken. Ze zijn dof tot glanzend geelgroen. Groenlingen zijn gek op zaden, zonnebloempitten en ongezoute pinda’s. Ze zijn behendig genoeg om uit een voedersilo te eten, maar ze foerageren ook graag op de grond. De vinken zijn wat onhandiger dan mussen en groenlingen. Je ziet ze soms op een voederplank, maar het liefst eten ze gewoon op de grond. Ze hebben een voorkeur voor kleine zaden en havermout. Vinken kun je herkennen aan de witte vleugelstreep. Mannetjes hebben een blauwgrijze kruin, vrouwtjes een grijze.
Dankzij de felrode borst is het roodborstje makkelijk te herkennen. Elke roodborst heeft zijn of haar eigen voedselterritorium. Het hele jaar door zingt de roodborst om zijn territorium te verdedigen. De roodborst eet voornamelijk op de grond levende insecten zoals kevers, wormen en spinnen. Als je ze wilt bijvoeren kun je broodkruimels en havermout geven, maar een echte traktatie zijn meelwormen!
Een andere liefhebber van meelwormen is het winterkoninkje. Dit kleine vogeltje weegt ongeveer tien gram en is te herkennen aan zijn korte opgewipte staart. Je kunt ze broodkruimels of meelwormen geven, maar zorg wel voor een goed beschutte, sneeuwvrije plek op de grond die ze makkelijk vanuit de begroeiing kunnen bereiken.
Een moeilijker te herkennen vogel is de heggenmus. Zijn verenpak lijkt op dat van een huismus, maar je kunt ze onderscheiden door de blauwgrijze kop, hals en borst. Ook hun gedrag valt op: ze schuifelen stiekem over de grond onder dekking van begroeiing. Hier zoeken ze naar insecten en zaden. In de winter kun je broodkruimels en zaden geven op een rustige voederplaats op de grond.
Wie slim voert, kan de mooiste vogelsoorten naar de tuin lokken. Boomklauteraars, zoals de Grote bonte specht, de boomkruiper en de boomklever zijn gespecialiseerd in het klauteren over de boombast om tussen de schors naar insecten en spinnen te zoeken. Gelukkig heb je geen grote boom nodig om deze dieren naar je eigen tuin te lokken. Boomklever zijn dol op zonnebloempitten, Boomkruipers houden van havermout en de Grote bonte specht vindt ongezouten zachte en olierijke pinda’s - bij voorkeur in een silo - weer erg lekker. Het is beter om pinda’s niet uit netjes te voeren. Vogels kunnen door deze netjes namelijk beschadigingen aan snavels en poten oplopen en in het uiterste geval zelf verstrikt raken in pindanetjes.
Zorg voor een mengeling van voer. Dat biedt de meeste kansen om veel vogel soorten te lokken. Dan zit er altijd wel wat bij voor de Pimpelmees, Koolmees, Zwarte mees, Putter, Groenling, vink, Roodborst, Boomklever, Grote bonte specht en als je geluk hebt de Keep, een wintergast die uit het hoge noorden ons land regelmatig aan doet.