vrijdag 6 juli 2018

Libellen en Juffers aan de Groote Beerze

Het zijn hoogtijdagen voor libellen liefhebbers, waar ik ook toe behoor overigens. Aan de Groote Beerze tussen Netersel en Casteren zijn vele soorten te zien en te bewonderen. Zo trof ik daar de Gewone oeverlibel, Beekoeverlibel (zeldzaam), Bruine korenbout (zeldzaam), Metaalglanslibel en de Viervlek. Van de juffers de Vuurjuffer, Bosbeekjuffer (zeldzaam) en de Weidebeekjuffer.

Gewone oeverlibel - Orthetrum cancellatum ♂

De Gewone oeverlibel (Orthetrum cancellatum) is een echte libel uit de familie van de korenbouten (Libellulidae). Het is de meest algemene oeverlibel in Nederland. De Gewone oeverlibel heeft een pijlvormig achterlijf: het begint breed, eindigt in een punt en heeft rechte zijkanten. Het gezicht is geel tot bruin. De pterostigmata zijn zwart. Uitgekleurde mannetjes hebben een blauwberijpt achterlijf met een duidelijke zwarte punt. Aan de buitenranden van de segmenten staan gele streepjes, die bij oude mannetjes verdwijnen onder nog meer blauwe berijping. Het borststuk is bruin, zonder blauwe berijping. Jonge mannetjes die nog geen berijping op het achterlijf hebben, zien eruit als vrouwtjes: de grondkleur van het lichaam (zowel achterlijf als borststuk en gezicht) is geel.

Op de bovenkant van het achterlijf lopen twee dikke zwarte lengtestrepen. De lichaamslengte van volwassen dieren ligt tussen 44 en 50 millimeter en de spanwijdte is 70 tot 80 mm; de larve is 19-29 mm lang. De vliegtijd van de gewone oeverlibel is van begin mei tot eind september, met de hoogste aantallen in juni, juli en de eerste helft van augustus.

Beekoeverlibel - Orthetrum coerulescens ♀

De Beekoeverlibel (Orthetrum coerulescens) is een libellensoort uit de familie van de korenbouten (Libellulidae), onderorde echte libellen (Anisoptera). De Beekoeverlibel is de kleinste van de oeverlibellen in Nederland. Het achterlijf is smaller dan bij de gewone oeverlibel en de zuidelijke oeverlibel. De pterostigmata zijn okergeel tot lichtbruin en de ogen zijn blauwgrijs. Het borststuk is aan de bovenzijde (meestal) bruin met twee duidelijk afgetekende lichte schouderstrepen. Uitgekleurde mannetjes krijgen een geheel blauw berijpt achterlijf, (vrijwel) zonder zwarte punt. Sommige mannetjes krijgen in meer of mindere mate blauwe berijping op het borststuk, waardoor de schouderstrepen vervagen. Het gezicht is bruin. Jonge mannetjes en vrouwtjes hebben een okerkleurig tot bruin achterlijf, met een dunne zwarte lengtestreep over het midden. De lichaamslengte van volwassen dieren ligt tussen 36 en 45 millimeter; de larve is 16 tot 20 mm lang. De vliegtijd van de beekoeverlibel loopt van eind mei tot half september, met een piek in juli en augustus.

De Beekoeverlibel is vrij zeldzaam maar staat op de Rode Lijst van de IUCN als niet bedreigd. Op de Nederlandse Rode Lijst (2004) gold de soort nog als kwetsbaar, maar op de lijst van 2015 komt de beekoeverlibel niet meer voor.

Bruine korenbout - Libellula fulva, links paringswiel ♂-♀, rechts ♂

De Bruine korenbout (Libellula fulva) is een libellensoort uit de familie van de korenbouten (Libellulidae), onderorde echte libellen (Anisoptera). Het is een opvallende oranje of blauwe verschijning die in Nederland vrij zeldzaam is. De Bruine korenbout is een vrij breed gebouwde libel, met een duidelijke donkere vlek op de basis van de achtervleugels en een zwart streepje op de basis van de voorvleugels. De aders in de donkere vlekken zijn opvallend oranje. De uiterste toppen van de vleugels hebben een vaag maar kenmerkend donker vlekje, vooral duidelijk bij de vrouwtjes. Bij de mannetjes is na het uitsluipen het achterlijf oranje, met een zwarte rugstreep die naar achter toe breder wordt. Uitgekleurde mannetjes zien er echter heel anders uit: alle oranje delen van kop, borststuk en achterlijf worden zwart en het achterlijf krijgt daar overheen een lichte blauwe berijping. De punt van het achterlijf blijft donker.

De ogen verkleuren van bruin bij jonge mannetjes naar blauwgrijs bij oudere mannetjes. De donkere vleugeltopjes zijn bij uitgekleurde mannetjes soms niet zichtbaar. Mannetjes die nog niet erg oud zijn (maar al wel blauw berijpt), hebben nog opvallende oranje voorste vleugeladers, waardoor het hele dier een zeer kleurrijke indruk maakt. Vrouwtjes zijn gekleurd als jonge mannetjes: grotendeels oranje met een wigvormige zwarte streep op de rug van het achterlijf. Oude vrouwtjes verkleuren naar donkerbruin en de ogen worden grijzig. Heel soms komen vrouwtjes met blauwe berijping voor, die sterk op uitgekleurde mannetjes lijken. De lichaamslengte van volwassen dieren ligt tussen 42 en 45 millimeter; de larve is 20-25 mm lang en 7 mm breed.

Op de Nederlandse Rode Lijst (2004) gold de soort nog als kwetsbaar, maar op de lijst van 2015 komt de bruine korenbout niet meer voor.

Metaalglanslibel - Somatochlora metallica ♂ in de vlucht

De Metaalglanslibel (Somatochlora metallica) is een libellensoort uit de familie van de glanslibellen (Corduliidae), onderorde echte libellen (Anisoptera). Het is de meest groene van de glanslibellen en de soort komt in Nederland algemeen voor. De Metaalglanslibel is de groenste en meest glimmende glanslibel. Het borststuk is metaalgroen met een gouden glans. De ogen zijn eerst dofbruin, later felgroen glimmend. Het achterlijf is metaalgroen glanzend en lijkt onder bepaalde lichtomstandigheden soms staalblauw. Het voorhoofd heeft een gele tekening. Het mannetje heeft een sterke insnoering in het achterlijf ter hoogte van segment 3, met het breedste punt ter hoogte van segment 6 en 7. Het vrouwtje is dik gebouwd, het achterlijf is niet ingesnoerd, met een ronde gele vlek aan beide zijden van achterlijfssegment 3. Het vrouwtje heeft een opvallende, rechtafstaande legschede aan de onderzijde van de achterlijfspunt. De lichaamslengte van volwassen dieren ligt tussen 50 en 55 millimeter; de larve is 22-26 mm lang, wat relatief groot is voor de glanslibellen.

Viervlek - Libellula quadrimaculata ♀

De Viervlek (Libellula quadrimaculata) is een echte libel uit de familie van de korenbouten (Libellulidae). De Viervlek is zowel in Nederland als België vrij algemeen. De Viervlek is een middelgrote libel met een vrij breed achterlijf dat taps toeloopt en in een punt eindigt. Mannetjes en vrouwtjes zijn vergelijkbaar getekend, maar onderscheiden zich in de achterlijfaanhangsels. De achtervleugels hebben een donkere vlek in de basis; de aders in de donkere vlekken zijn opvallend geel. Halverwege de voorranden van de vleugels staat een donker vlekje, dat niet voorkomt bij andere libellensoorten. Sommige exemplaren hebben bij deze vlekjes, en bij de pterostigmata, een extra donkere veeg in de vleugels. Het achterlijf is bij jonge dieren overwegend oranje met een contrasterende zwarte punt; de segmentranden hebben gele zomen. Oudere dieren worden donkerbruin met een grijze zweem, de zwarte punt vormt dan geen contrast meer. In het achterlijf zijn vaak opvallende luchtbellen zichtbaar. De ogen zijn roodbruin, het gezicht is crèmekleurig, soms bijna wit. De lichaamslengte van volwassen dieren ligt tussen 40 en 48 millimeter; de larve is 21-27 mm lang.


Juffers

De Vuurjuffer (Pyrrhosoma nymphula) is een libel van de familie van de waterjuffers. Het is één van de weinige juffers die grotendeels rood gekleurd zijn. De Vuurjuffer is een grote juffer, lengte tot 36 mm. Het abdomen van beide geslachten van de Vuurjuffer (imago) is opvallende rood, maar bij de mannetjes hebben enkel de laatste segmenten donkere banden, bij de vrouwjes zijn alle segmenten zwart getekend Het borststuk is donker met een rode of (bij de vrouwtjes) donkergele schouderstreep. De poten zijn zwart. Het pterostigma is langer dan breed, ongeveer 1,5 vleugelcel lang, en zwart gekleurd.

Vuurjuffer - Pyrrhosoma nymphula ♂

Links; Bosbeekjuffer - Calopteryx virgo ♂, rechts; Weidebeekjuffer - Calopteryx splendens ♂

De Bosbeekjuffer (Calopteryx virgo) is een 45 tot 49 mm grote Juffer uit de familie van de beekjuffers (Calopterygidae), die in vrijwel heel Europa voorkomt. Het is een kenmerkende soort voor natuurlijke, langzaam stromende (bos)beken met een heel goede kwaliteit van het water. Door het verdwijnen van dit biotoop is de soort in Nederland sterk achteruitgegaan en staat dan ook op de Nederlandse Rode lijst (libellen) als bedreigd. Bosbeekjuffers zijn forse juffers met zeer brede vleugels en een dicht netwerk van vleugeladers. De mannetjes hebben een blauw metaalglanzend lichaam en vrijwel geheel zwarte vleugels met een blauwe glans. Alleen de uiterste top en uiterste basis van de vleugels zijn lichter getint. Pterostigma's ontbreken. De onderkant van de achterlijfspunt is roodbruin gekleurd. De vrouwtjes hebben een groen tot bruin metaalglanzend lichaam. De vleugels zijn egaal van kleur, groenbruin tot bruin getint, met een wit pterostigma waarin de vleugeladers doorlopen (pseudopterostigma).

De lichaamslengte van volwassen dieren is 45-49 mm. De larven hebben een lengte van 23-34 mm, waarvan de achterlijfsaanhangsels (procten) 6-11 mm lang zijn. Het vangmasker (prementum) heeft, voor beekjuffers, een karakteristieke ruitvormige opening. De larvenhuidjes zijn variabel van kleur; door aangekoekt bodemmateriaal is vaak de hoofdader in de procten moeilijk te onderscheiden. Mede door hun leefomgeving zijn de huidjes moeilijk te vinden. In Nederland komt alleen de soort voor. In de rest van Europa komen meerdere ondersoorten en vormen voor.

De Weidebeekjuffer (Calopteryx splendens) is een 45 à 48 mm grote Juffer uit de familie van de beekjuffers (Calopterygidae), die in Nederland en België vrij algemeen voorkomt bij stromend water van redelijke kwaliteit. In het westen van Nederland is hij zeldzaam. De soort is over vrijwel heel Europa verspreid. De Weidebeekjuffer vliegt van mei tot september, bij voorkeur bij langzaam stromende beken, maar ook bij rivieren en kanalen. Door de vlinderachtige vlucht vormen ze een opvallende verschijning.

Weidebeekjuffers zijn forse juffers met brede vleugels en een dicht netwerk van vleugeladers. De mannetjes hebben een blauw metaalglanzend lichaam en een grote zwarte vlek in de vleugels (van de knoop tot vlak onder de top). De vleugeladers hebben een blauwe glans. Pterostigma's ontbreken. De onderkant van de achterlijfspunt is vuilwit gekleurd. De vrouwtjes hebben een groen metaalglanzend lichaam. De vleugels zijn egaal van kleur, groen tot groenbruin getint, met een wit pterostigma waarin de vleugeladers doorlopen (pseudopterostigma).

De lichaamslengte van volwassen dieren is 45-48 mm. De larven hebben een lengte van 27-38 mm, waarvan de achterlijfsaanhangsels (procten) 9-14 mm lang zijn. Het vangmasker heeft, voor beekjuffers, een karakteristieke ruitvormige opening. De larvenhuidjes worden meestal gevonden aan de oevers van de voortplantingswateren, tot wel enkele meters boven het wateroppervlak en tot 10 meter uit de oever. De huidjes zijn vaak lastig te vinden doordat ze aan de onderkant van bladeren verscholen zitten of in holtes van de oever.