Vink juveniel man, die een klein beetje kleur begind te krijgen.
Vinken komen voor in groenrijke gebieden, waar hij zowel een beschutte plaats om te broeden, als eten kan vinden. Het nest wordt goed gecamoufleerd met mossen, tussen de takken in het dichte groen gemaakt. In de noordelijke delen van Nederland komen vinken meer voor dan in het zuiden, maar de belangrijkste voorwaarde voor zijn voorkomen blijft de groene omgeving. Hij is onder meer te vinden in bossen, parken en tuinen. Het basisvoedsel voor vinken wordt gevormd door zaden en zachte plantendelen. Vooral in het najaar scharrelen ze in grote groepen op de grond onder beuken naar beukennootjes, en in de tuin doen ze zich tegoed aan zaadjes die door andere vogels worden gemorst. Echter, in het broedseizoen schakelen vinken over op insecten. Deze leveren meer eiwitten, noodzakelijk voor de groei van de jonge vinken en om het grote energieverbruik van de oudervogels op te kunnen vangen.
De broedt is tussen midden maart en midden juli en kan 2 legsels hebben, hoewel dat eerder uitzondering is dan regel. Het aantal eieren varieert van 3 tot 5. Broedduur 10-14 dagen. Vinken zijn territoriaal en geen koloniebroeders. Het nest is van mos en gras gemaakt, afgekleed met dierenhaar en veren. Goed verborgen tegen een tak of in een diepe struik. De jongen zitten 12-15 dagen op het nest. Na het uitvliegen blijven ouders en jongen nog 20-35 dagen bij elkaar.