zaterdag 28 juli 2018

De Rode eekhoorn (Sciurus vulgaris)

In Netersel komen zowat elke dag een of meerdere eekhoorns bij mijn vogel-fotohut. Ze weten precies wanneer ik daar weer nieuwe zonnebloempitten heb neergestrooid. Als de ene eekhoorn verschijnt, duurt het niet lang voordat de tweede verschijnt. Maar samen vreedzaam naast elkaar van de zonnebloempitten eten? Nee, vergeet dat maar. Behalve tijdens de paartijd, hebben ook de mannetjes en de vrouwtjes hub eigen territorium.

Eekhoorns laten zich de grote zaden goed smaken.

Hoewel de gewone eekhoorn (ook Rode eekhoorn genoemd) met de grote pluimstaart en pluimpjes aan de oren voornamelijk voor komt in de Nederlands bossen, zijn ze ook in grote tuinen met grote bomen te zien. De dagactieve Rode eekhoorns leven zowel in naald-, loof- als gemengde bossen, parken en grote tuinen. In herfst en winter eten eekhoorns vooral zaden van bomen: hazelnoten, beukennootjes, kastanjes, zaadjes van dennen-, spar- en lorkenappels. Ze eten liefst geen eikels van onder andere Amerikaanse eik en moeraseik, omdat deze veel looizuren bevatten, die ze moeilijk kunnen verteren. Een gewone eekhoorn bouwt meestal meerdere nesten hoog in de bomen. Deze nesten worden gebouwd van takken, boombast, bladeren en mos. In de winter brengen eekhoorns het grootste deel van de dag en nacht in hun winternest door en komen ze slechts af en toe naar buiten om wat eten te halen. In de herfst hebben ze daarvoor op een groot aantal plekken voedselvoorraden verstopt. In de zomer gebruiken ze hun nesten ook intensief. Bijvoorbeeld om jongen te krijgen en te schuilen voor regen of warmte.


De ondersoort die in Nederland voorkomt (Sciurus vulgaris russus) heeft een kop-romplengte van gemiddeld 216 mm en weegt (in de zomer) gemiddeld 310-315 gram. Deze ondersoort heeft een West-Europese verspreiding en is waarschijnlijk groter dan de ondersoort die voorkomt op de Britse eilanden (Sciurus vulgaris leucourus). Eekhoorns hebben oorpluimen en een grote pluimstaart, die naast de signaalfunctie (het maken van zwaaiende en golvende bewegingen als ze zich onzeker of bedreigd voelen) dient voor het evenwicht bij het springen en regeling van de lichaamstemperatuur. De kleur van de pels kan variƫren van rood tot bruin, zandkleurig, grijs of zwart, met een witte buik.

In de winter zijn de flanken wat grijzer. Ze hebben 4 tenen aan de voor- en 5 aan de achterpoten, met scherpe nageltjes om goed te kunnen klimmen. Een opvallend kenmerk zijn de onderkaakshelften die los van elkaar kunnen bewegen, waardoor ze gemakkelijk noten kunnen openkraken.