In de vlucht is het blauw op de bovenkant van het boomblauwtje goed te zien.
Het boomblauwtje (Celastrina argiolus) is een vlinder uit de familie Lycaenidae, de kleine pages, vuurvlinders en blauwtjes. De voorvleugellengte van de vlinder bedraagt tussen de 13 en 16 millimeter. De vleugels van mannetjes zijn aan de bovenzijde vrijwel geheel fel lichtblauw met een smalle zwarte rand, terwijl de vrouwtjes een brede zwarte band langs de voorvleugels hebben. De franje is wit, bij de voorvleugel zijn er enkele zwarte onderbrekingen. De vlinder is met name goed te herkennen aan de zilverwitte tot lichtblauwe onderzijde van de vleugel waarop zwarte stippen te zien zijn. Verder vliegt deze vlinder niet of nauwelijks dicht bij de grond (beneden 50 cm hoogte), dit in tegenstelling tot vele andere blauwtjes.
Het eitje is klein een afgeplat wittig bolletje en heeft een honingraatstructuur. Eitjes zijn bijzonder lastig te vinden. De rups is geelachtig groen, met een variabele rode tekening, al dan niet met rozewit, langs de rand en als rugstreep. Deze tekening ontbreekt echter vaak. Het lichaam is bedekt met korte witte haartjes. De kop is zwartbruin. De rups wordt 14 tot 17 mm lang. De waardplanten van de vlinder zijn diverse struiken, onder andere klimop, hulst, vlinderstruik, struikhei, vuilboom, kornoelje, grote kattenstaart, wegedoorn en kardinaalsmuts. De eitjes worden afzonderlijk afgezet hoog in de waardplant, aan de basis van bloemknoppen of bij jonge vruchten. Er is een voorkeur voor grotere planten die in de zon staan. Het vrouwtje zet soms ook eitjes af op planten die ongeschikt zijn. De rups overleeft niet op sneeuwbes en op bijvoorbeeld blauweregen kan hij niet volgroeid raken, omdat de bloemen te snel afvallen en geen vrucht vormen. In verschillende generaties worden verschillende waardplanten gebruikt. In het voorjaar worden vooral hulst en sporkehout gebruikt, in de zomer vooral klimop, grote kattenstaart, struikhei en vlinderstruik.
De Gamma-uil is een dagactieve nachtvlinder.
De gamma-uil (Autographa gamma) is een onopvallend bruin uilvlindertje. De vlinder heeft in het midden van de voorvleugel een duidelijke geelwitte gamma, waardoor hij altijd goed te herkennen is. De opening van het gammateken is belangrijk: deze is bij de gamma-uil wijd en trechtervormig; dit onderscheidt hem van de veel op hem lijkende, maar iets bontere Autographa pulchrina, die een smalle V-vormige tekening heeft. De gamma-uil heeft ook de bijnaam Pistooltje, omdat de gammavormige tekening ook de gelijkenis met een pistool heeft.
Ze komen overal voor waar nectarrijke bloemen te vinden zijn. In Nederland en Belgiƫ is de gamma-uil een trekvlinder. De soort is waar te nemen van april tot en met oktober. De vlinders trekken in het voorjaar vanuit het Middellandse Zeegebied naar het noorden en koloniseren Midden- en Noord-Europa. In Nederland kunnen in augustus en september in sommige jaren grote populaties ontstaan. Een deel van de vlinders trekt in september en oktober weer naar het zuiden. De gamma-uil is niet in staat in Nederland te overwinteren, hoewel een enkel geval van overwintering bekend is in verwarmde plantenkassen.
De rups heeft twee paar buikschuivers, is tot 40 mm lang en wordt naar voren toe iets smaller. Bij de kop zit aan beide zijden en zwarte streep. De rups is lichtgroen met smalle lichte rugstrepen en aan beide zijden langs de stigmata (openingen van het luchtkanaal) een iets bredere witte streep. De verpopping vindt plaats in een witachtig, los spinsel.