De seksuele vorm van het Gewoon meniezwammetje is maximaal 1,5 mm (oranje) tot 2 mm voor de aseksuele vorm (roze).
Het Gewoon meniezwammetje (Nectria cinnabarina) is een lid van de klasse der Sordariomycetes dat opvalt als kleine stipjes op dode takken. De zwam komt voor in een zich seksueel voortplantende vorm en in een aseksuele vorm. De laatste staat ook bekend onder de naam Tubercularia vulgaris. Er zijn twee duidelijke stadia bij deze schimmel. Eerst manifesteert het zich in de vorm van lichtroze vlekjes op hout. Er worden talloze ongeslachtelijke sporen gevormd. Deze heten conidia. Het tweede stadium bestaat uit donkerrode wratjes, die de sporenzakjes dragen.
De seksuele vorm van het Gewoon meniezwammetje is maximaal 1,5 mm breed. Het is een bolletje, vermiljoenrood van kleur, dat aan de bovenkant voorzien is van een klein wratje waardoor de een voor een rijpende sporen worden weggeschoten. De aseksuele vorm is wat groter, tot 2 mm breed en lichtroze gekleurd. Het gewoon meniezwammetje verschijnt, vaak massaal, op de schors van beschadigde boomtakken. Het zwammetje groeit op stervend weefsel waarin nog veel suikers aanwezig zijn. Het is een zeer algemene zwamsoort die het gehele jaar voorkomt, maar de sporenzakjes komen alleen voor in de herfst. De seksuele en aseksuele vormen worden vaak bij elkaar aangetroffen.