Het Kleine Zonnedauw is een vleesetend plantje.
Uit de met enkele vezels bezette wortel komt een wortelrozet van eerst op de grond liggende, maar later opgerichte bladen en gewoonlijk verscheiden bloemstengels, die aan de voet knievormig-gebogen, maar verder rechtopstaand zijn, roodachtig, aan de top wat teruggebogen en nauwelijks langer dan de bladen. De bladen zijn omgekeerd-eirond of spatelvormig met een omstreeks even lange steel, zij zijn ook weer met rode tentakels bezet. De bladsteel is onbehaard.
De kelk- en kroonbladen zijn als bij D. rotundifolia. De doosvrucht is bijna peervormig. even lang als of iets langer dan de kelk, gegroefd. De zaden zijn eirond, knobbelig, niet-gevleugeld. 2,5-10 cm. Juli, augustus.
De Neterselse Heide, 229 ha groot en sinds 2004 eigendom van Brabants Landschap.
De Neterselse Heide is een natuurgebied dat is gelegen ten noorden van Netersel en eigendom is van het Brabants Landschap. Het gebied is 229 ha groot. Dit gebied is verworven in 2004, toen het voor € 1 werd gekocht van de gemeente Bladel. Er is droge maar vooral ook natte heide te vinden. Moeraswolfsklauw, beenbreek en klokjesgentiaan komen er voor, evenals witte snavelbies en zonnedauw. Van de vogels kunnen blauwe kiekendief, boomleeuwerik en roodborsttapuit worden genoemd.
Een zeldzaam bostype is het dophei-berkenbroek. Dit bestaat uit open begroeiing van zachte berk op zure, voedselarme natte bodem. Het bos groeit traag en de bomen worden niet hoger dan 5 à 10 meter. De begroeiing bestaat uit dopheide, gagel, veenmossen en bulthaarmos. Delen van het gebied worden begraasd.
Zwavelzwam, hartje zomer.
De Zwavelzwam komt voor op dode en levende stammen en stronken van loofbomen, vaak op eik. Vooral in open landschappen. Deze éénjarige houtzwam valt op door zijn geel-oranje kleur. Oude exemplaren verbleken.
Het mannetje van de Gewone Oeverlibel gaat veel op de grond zitten om in de zon op te warmen.
De mannetjes zijn snel te herkennen door de vleugels zonder zwarte vlekken en het blauwe achterlijf, de vrouwtjes door het gele achterlijf met twee golvende, zwarte lengtestrepen. Van andere oeverlibellen te onderscheiden door het zwarte pterostigma, van Libellula's door het ontbreken van zwarte vlekken in de vleugel.