De Boomklever zoals wij hem kennen. Tegen de stam, met de kop naar beneden.
Vogels verliezen vlak na het leggen van eieren hun borstveren. Zowel vrouwtjes als mannetjes. Een vogeljong kan zich het best ontwikkelen met de warmte die ongeveer de warmte van de ouder is. Daarom broedt een vogel met zijn of haar eigen huid tegen het ei. Door de huid wordt de warmte het best doorgegeven. In de huid lopen de bloedvaten die het overdragen van de warmte vergemakkelijken. Na de broedtijd groeien de veren op de borst gewoon weer aan.
Duidelijk zijn de broedvlekken te zien bij dit vrouwtje. Het vrouwtje zorgt voor het grootste deel van het broeden.
De boomklever (Sitta europaea) is het enige lid van de familie boomklevers (Sittidae) in de Benelux. Boomklevers zijn de enige vogels die met evenveel gemak zowel omlaag als omhoog langs een boomstam bewegen en daarin onderscheiden ze zich van spechten en boomkruipers die alleen omhoogklimmen langs boomstammen. Bovendien gebruiken spechten hun staart om op te steunen en dat doet de boomklever niet. De boomklever is een korte, dikke en actieve vogel met een krachtige puntige snavel. Hij is vrijwel in geheel Europa een tamelijk algemene standvogel. De opvallende en helder klinkende roep is vaak de eerste aanwijzing van zijn aanwezigheid. In de winter is hij een geregelde bezoeker van tuinen waarin pinda's worden aangeboden.
Ook dit mannetje neemt de sporen van het broedseizoen met zich mee.
Ze leven in licht loof- en gemengd bos met ondergroei, vooral met oude en hoge bomen. Ook in parken en lanen en in de winter ook op de voedertafel. Op het menu staan veel insecten, zaden, noten, vruchten, graan en bessen. Harde noten zet hij tussen het boomschors vast en hamert ze dan van bovenaf stuk. Grotere insecten worden met de snavel in stukjes geknipt. De boomklever legt ook voorraden aan.