De Zwartkop man. Ook hij heeft wat van zijn verenkleed verloren tijdens de broedperiode. De veertjes op zij hoofd zijn dunner dan tevoren.
De zwartkop (Sylvia atricapilla) is een zangvogel uit de familie van zangers (Sylviidae). Het verenkleed van deze trekvogel is aan de bovenzijde grijsbruin en aan de onderzijde vuilwit. Het mannetje heeft een zwarte kruin, terwijl het vrouwtje een roodbruine heeft. Tot die familiegroep van de Sylviidae behoren ook de; Kleine zwartkop, Orpheusgrasmus, Baardgrasmus, Braamsluiper, Grasmus, Brilgrasmus, Provençaalse grasmus, Rüppells grasmus, Sperwergrasmus en de Tuinfluiter.
De zwartkop is van kop tot staart ongeveer net zo groot als een koolmees, alleen heeft de zwartkop een kortere staart als de koolmees en heeft de zwartkop een iets zwaarder lijf. De zwartkop dankt zijn naam aan de zwarte pet op zijn kop, die alleen het mannetje draagt. Het vrouwtje heeft een roestbruine pet. Bij het mannetje is de rest van het verenkleed grijs, bij het vrouwtje grijsbruin. Een jong mannetje heeft in de winter een zwarte pet, met bruine vlekken. De zwartkop vliegt weinig en laat zich vooral horen.
De man kwam duidelijk naar beneden om te baden.
Veren zijn erg belangrijk voor vogels en hebben meerdere functies zoals vliegen, isolatie, camouflage of pronken en het afstoten van water. Vogels zijn er dan ook zuinig op en poetsen hun veren uitvoerig. Tijdens het poetsen worden stof, vuil en parasieten verwijderd. Vervolgens wordt het verenkleed ingevet of geolied, zodat de veren flexibel en waterafstotend blijven.
Als ze gebaad hebben moeten de veren nog even glad gestreken worden. Daar nemen ze ook de tijd voor. Met ‘wax’, afkomstig van een klier bij de staart, worden de veren ingevet om waterafstotend te maken. Het gladstrijken van de veren is nodig om ze in goede conditie te houden. Dit gladstrijken van de veren begint de vogel door de snavel over een stuitklier onderaan de staart te wrijven. Het stof en de parasieten die tijdens het wassen niet weggespoeld zijn worden alsnog van de veren weg gewreven.
Dit vrouwtje zit goed in het kleed. Of zij heeft minder geleden van de broed, of ze is weer hersteld en zijn er weer veertjes terug gekomen.
De zwartkop broedt in bossen en halfopen landschappen met bomen en struiken. Leeft bij voorkeur in loof- en gemengde bossen met een rijke ondergroei van vooral bramen. Komt ook voor in parken, tuinen en andere halfopen landschappen met bomen en struiken. Zwartkoppen trekken grotendeels weg vanaf half augustus tot half oktober naar het zuidwesten, samen met Duitse en Scandinavische broedvogels. Ze overwinteren in Zuid-Engeland of het westelijk deel van het Middellandse Zeegebied: voornamelijk Spanje, Marokko en Algerije. Zwartkoppen keren in begin april terug in Nederland en steeds vaker al in maart.