vrijdag 2 november 2018

Sinaasappelkorst (Calogaya pusilla)

Donderdag 30 oktober maakte ik foto's van de Sinaasappelkorst. Toen was het nog moeilijk te zien wat de soort was. Vandaag, na een paar dagen met regen, zijn de korstmossen verder ontwikkeld. De rechter van de twee foto's plaatste ik toen ook op de Facebook-groep "Mossen & Korstmossen". Deze werd op Facebook-groep "Mossen & Korstmossen" meteen bekroond tot 'foto van de maand november'. Mooi, maar deze zijn veel beter, met dank aan het regenwater.

Sinaasappelkorst (Calogaya pusilla)

Sinaasappelkorst (Calogaya pusilla) groeit, net als vele korstmossen, op beton, baksteen, en cement van muren, schuttingen, bunkers en weidepalen. Sinaasappelkorst is een oranjegele, korstvomige soort met randlobben en oranje apotheciƫn. Thallus placodioid tot kostvormig, cirkelvormig, lichtgeel tot oranjegeel, met smalle 2 mm grootte berijpte lobben, die 44 mm lang kunnen worden, gemeten vanaf de eerste apothecium. Apotheciƫn tot 1 mm, bijna altijd veel en dicht bij elkaar aanwezig, aanvankelijk diep ingezonken in het Thallus, later zittend. Schijf oranje met licht gele rand.


Korstmossen worden ook wel lichenen genoemd. De schimmel profiteert van de door alg of cyanobacterie gevormde suikers die ze onder invloed van licht maken van CO2 en water. De schimmel zorgt voor de opname van mineralen en water en beschermt de alg of cyanobacterie tegen hitte en uitdroging. Zo kunnen de partners samen groeien op plaatsen die voor hen afzonderlijk ongeschikt zijn. Ze komen voor op muren, boomstammen, daken en rotsen.

Er zijn korstvormige, bladvormige, struikvormige korstmossen en ook zogenaamde korstmossen die uit lange draden bestaan (baardmossen). Korstmossen zijn erg afhankelijk van de omgeving, zo zijn ze gevoelig voor zwaveldioxide en ammoniak doordat zij vocht en voedingsstoffen niet met wortels, maar rechtstreeks uit de omgeving in zich opnemen. Hoge zwaveldioxide-concentraties doen over het algemeen het aantal korstmossen afnemen. Ammoniak zorgt voor meer stikstof in de boomschors. Dit leidt tot een minder zuur worden van deze boomschors. Hierdoor verdwijnen de zuurminnende soorten op de bomen. Hoge ammoniak-concentraties leiden wel weer tot een toename van het aantal stikstofminnende soorten.

Korstmossen reageren ook op de omgevingstemperatuur. Als de temperatuur stijgt, krijgen soorten die een koeler klimaat verkiezen het moeilijker om te overleven. Zuidelijke soorten gaan het daarentegen weer beter doen. Door te inventariseren hoeveel en welke korstmossen ergens groeien en de ontwikkeling in de tijd te volgen is het mogelijk de milieukwaliteit te volgen.