Frietzak-bekermos (Cladonia humilis) danken de naam aan de vorm van de beker.
Frietzak bekermos is een van de Cladonia familie. Vanwaar de naam? De bekertjes van deze kostmos lijken op frietzakjes, zo heeft men dat bedacht bij het naamgeven van de soort. Maar dan moet wel de juist verbeelding in je opkomen.
Deze soort is vooral geschikt voor gematigde klimaten die mild tot zeer wijdverspreid zijn. Gevonden op losse en bewerkte bodems, vaak zanderig, zeer zelden op bossen of met mos begroeide bomen. Het geeft de voorkeur aan een pH van het intermediaire substraat tussen zeer zuur en subneutraal tot zuivere subneutro. De behoefte aan vocht is mesofitisch. De meeste groeien op arme grond (zoals zandverstuivingen), en op rottend hout.
Het pad staat vol met deze bekermos.
De vindplaats van deze Frietzak-bekermossen is een verwaarloost deel van een boomkwekerij. Het moet al jaren buiten gebruik zijn, daar de bodem helemaal begroeid is met deze bekermos en andere mossen. Voor mensen zouden zo'n plek verafschuwen omdat het een verwaarloost stuk grond is. Maar dat maakt dat de natuur weer de overhand krijgt, wat de grond veel natuurwaarden geeft. Alleen natuurliefhebbers zullen de prachtige begroeiing waarderen. Andere zien dat als een groene bemoste of met algen begroeide strook.
Dit is een variant van de Frietzak-bekermos. De bekers zijn omzoomd door gelobde blaadjes, grondschubben genaamd.
Anders dan de naam doet vermoeden is Bekermos geen mossoort, geen plantje dus, maar een korstmos, een samenlevingsvorm van een algen en bacteriƫn. Meestal vergeet je om naar de grondschubben te kijken, gefixeerd als je bent op de bekers. Maar de grondschubben kunnen je veel vertellen over de soort.
Gevorkt Heidestaartje (Cladonia furcata) groeien in bosjes.
Cladonia (rendiermossen, bekermossen en heidestaartjes) is een geslacht van korstmossen van ongeveer 350 soorten, Gevorkt Heidestaartje is een van de ongeveer 50 die in Nederland worden aangetroffen, waarvan er 20 soorten op de Rode Lijst staan. Verschillende soorten rendiermos worden soms in een apart geslacht Cladina ingedeeld, maar genetisch onderzoek wijst er op dat ook deze soorten tot het geslacht Cladonia behoren. Het geslacht Cladonia wordt gekenmerkt doordat de vertakkingen zich hebben ontwikkeld uit spore-producerende structuren. De vertakkingen zijn hol, en hebben meestal een afwijkend gekleurd uiteinde.