donderdag 29 november 2018

Kalkschotelkorst en Geveerde raspzwam

Vanmorgen zag ik tijdens een natte herfstwandeling een grijze korstmos op de muur van een oud stalletje. De muur was opgetrokken met betonnen schuttingplaten. Mijn fotocamera ziet meer dan ik met het blote oog kon zien. De apotheciën (een soort bekertjes) zijn niet groter als een paar tienden van een millimeter, zo klein dat ze maximaal maar 08 mm groot worden. Iets verder zag ik nog enkele boomstronken met Geveerde raspzwam (Steccherinum fimbriatum).

Kalkschotelkorst (Lecanora albescens)

Lecanora is een geslacht van korstmossen dat behoort tot de orde Lecanorales van de ascomyceten. Soorten van het geslacht komen over de hele wereld voor, ook in de poolgebieden en zijn te vinden op muren en wegen. Sommige soorten komen ook voor op de bast van bomen. De soorten groeien een tot enkele millimeters per jaar en kunnen tientallen jaren oud worden, sommige zelfs enkele honderden jaren. Door het afsterven vanuit het centrum ontstaan er ringen. Lecanora-soorten produceren usninezuur. Men neemt aan dat het de korstmossen tegen ultraviolette straling beschermt en door zijn intens bittere smaak korstmossen beschermt tegen begrazing. De apothecia bestaan ruwweg uit ronde schijven met randen van fotosynthetisch weefsel. Dit weefsel is vergelijkbaar met het thallus.

Apotheciën zijn de duidelijk gevormde enkelvoudige of samengevoegde bekerstructuren die voorkomen bij sommige zakjeszwammen (ascomyceten). Apotheciën komen voor bij soorten zoals de oranje bekerzwam en Kalkschotelkorst varianten, de korstmossen of lichenen dus. Aan de binnenzijde van een in de lengte doorgesneden apothecium vindt men het epihymenium, de laag boven op het hymenium. Het hymenium is een dun schijnweefsel met fertiele asci of sporenzakjes waartussen steriele parafysen voorkomen. In de asci ontstaan door meiotische delingen de haploïde ascosporen. Direct onder het hymenium ligt het hypothecium, dat uit dicht ineengevlochten schimmeldraden met plasmarijke celinhoud bestaat. Op dit weefsel zijn de sporenzakjes en de parafysen ingeplant. Onder het hypothecium bevindt zich het merg, de medulla. De rand van het apothecium wordt gevormd door het excipulum (ook wel parathecium). Een weefsel van steriele schimmeldraden met grote, dikwandige structuren.

Bij korstmossen kan het excipulum ook algen bevatten. Dit type apothecium wordt lecanoroïde genoemd naar het geslacht Lecanora. Komen er geen algen in de rand voor dan spreekt men van een lecideoïde type naar het geslacht Lecidea.


Thallus korstvormig, dik, wit, bobbelig, vaak met ronde areolen, soms bijna placodioid. Apotheciën soms dicht bij elkaar (tot 0,8 mm) en altijd aanwezig. Schijfoppervlak glad, bleekbruin tot wittig met witte rand, plat tot hol. Groeit op kalkhoudende steen en kalkhoudende beton.



(Vermoedelijk) Geveerde raspzwam (Steccherinum fimbriatum)

Geveerde Raspzwam of Steccherinum fimbriatum, groeit op boomstronken, gevallen takken van loofbomen, voornamelijk in vochtige, voedselrijke bossen. Of dit een loofboom boomstronk is kan ik nu niet meer zeggen, maar ik denk dat het een naaldhout boomstronk is. Dus, wacht ik op de beoordeling van mijn melding op Waarnemeing.nl.

Later meer dus.....



De schimmel op deze boomstronk, en op nog enkele in de omgeving van deze, lijken wel wat op (punk) haar. Maar of dat ook zo is....?