Koperwiek (Turdus iliacus)
De Koperwiek is een lijster met koperrode 'oksels' die in vlucht opvallend zijn. Het zijn karakteristieke broedvogels van de naaldbossen van Scandinavië. Koperwieken zijn alleen in september tot mei in Nederland te zien in parken en tuinen en op weilanden grenzend aan hagen en bosjes. Ze zitten vooral in bessendragende struiken, zoals duindoorn, hulst, lijsterbes en kardinaalsmuts worden graag gegeten. Koperwieken hoor je in oktober overtrekken. Met een scherp en lang psriiiihhhh houden de vogels contact met elkaar. Ze trekken met miljoenen over Nederland, soms in enkele dagen of zelfs één dag.
Bovendelen bruin en onderdelen wit met sterke donkere streping. De flanken en ondervleugeldekveren zijn koperrood gekleurd en vallen in de vlucht goed op. De kop is opvallend getekend met een roomwitte wenkbrauwstreep en een witte mondstreep. In de winter eten ze voornamelijk wormen, bessen en zaden, in broedtijd insecten, wormen en slakken.
Koperwieken overwinteren in Midden- en Zuid-Europa. Nederland vormt ruwweg de noordgrens van het overwinteringsgebied. Ze trekken 's nachts en overdag in soms grote groepen. In september en vooral oktober zijn ze met noordenwind soms massaal in Nederland aan te treffen.
De voorjaarstrek valt minder op en vindt vooral in Oost-Nederland plaats in maart en april. Koperwieken keren dan weer naar het noordelijke richting, terug naar de broedgebieden. De koperwiek is geen Nederlandse broedvogel. Daarvoor vliegen ze door naar hun Fenno-Scandinavische broedgebieden. Fennoscandinavië is een geografische en geologische term om het Scandinavisch Schiereiland, het Kolaschiereiland, Karelië en Finland.
Hoewel ik gisteren een Koperwiek fotografeerde met een eits blauwere rug, schijnen de man en vrouw geen uiterlijke verschillen te hebben.