Het mannetje zijn helder groen met opvallende gele vleugelranden en gele buitenste staartpennen. In de vlucht goed zichtbaar.
De groenling is oorspronkelijk een bewoner van bosranden en halfopen zoomvegetatie. Omdat de natuurlijke habitat steeds zeldzamer is of wordt, bewoont de groenling vooral cultuurlandschappen, als er maar genoeg dichte struiken zijn. Groenlingen eten zaden. In hun stevige snavel trillen ze daarvan al ronddraaiend de vrucht uit de schil en wordt deze opgegeten. Groenlingen eten veel soorten zaden en bessen. In de nazomer vaak terug te vinden op hondsroos, waar groenlingen de rozenbottels eten. In de winter komen veel Groenlingen naar onze tuinen, zeker als daar voer gestrooid wordt, zoals zonnebloempitten. Een groenling is ongeveer 15 centimeter lang. Het mannetje zijn helder groen met opvallende gele vleugelranden en gele buitenste staartpennen. In de vlucht goed zichtbaar.
Groenlingen zijn merendeels standvogels. Na het broedseizoen trekken ze in groepjes rond. In het winterhalfjaar vullen Noord-Europese Groenlingen de Nederlandse populatie aan, die grotendeels in eigen land overwintert. Ze bezoeken buiten de broedlocaties ook voedselrijke plekken in open boerenland en gebruiken gemeenschappelijke slaapplaatsen in bos(jes). De najaarstrek begint half september en is half oktober op zijn krachtigst; de laatste trekkers passeren eind november. De voorjaarstrek loopt van half maart tot begin mei, met het hoogtepunt eind maart en de eerste helft van april.