De kleine bonte specht is de kleinste specht in Nederland, niet veel groter dan een huismus. Ze klimmen behendig tegen boomstammen op en neer om voedsel te zoeken. In de broedtijd (vanaf maart) maar ook in de nazomer laten ze een kenmerkend "kie-kie-ki-ki-ki-ki-ki" horen. Hun roffel houdt langer aan dan de grote bonte specht en klinkt meer als een naaimachine. In de rest van het jaar zijn ze zwijgzaam en lastig te vinden.
De spechtensoort in opmars in Nederland is de Middelste bonte specht. Maar het is nog steeds de zeldzaamste in vergelijking tot de grote en kleine bonte specht. Hij is vooral in Oost- en Zuid-Nederland te zien. De middelste bonte specht houdt van oud eikenbos.
De meest algemene specht van Nederland is de Grote bonte specht. Zowel mannetje als vrouwtje roffelt op takken met een korte snelle roffel om territorium en paarband te versterken. Grote bonte spechten hakken in bomen een nestholte uit met een rond gat. Ze hebben een voorkeur voor zachte houtsoorten, zoals berken. Spechten kunnen op die manier hakken doordat de hersenen in een soort schokdempers zijn ingekleed. In de nestholte worden de eieren gewoon op het hout gelegd.