donderdag 7 mei 2020

Boompiepers foerageren op de grond

Vanmorgen kwam een foeragerende Boompieper vrij dicht bij toen ik in Middelbeers op de Landschotse Heide op een bankje aan het genieten was. Boompiepers foerageren op de grond.

De Boompieper verzamelt wormpje voor de jonge kroost in het nest.

Een Boompieper is een typisch heideveld vogel. Op de zandgronden is de boompieper een karakteristieke broedvogel van heidevelden en duinen met enige opslag. Het nest wordt op de grond tussen de begroeiing verstopt. De soort leeft vooral van insecten die op de grond worden bemachtigd, met name tussen bladafval en lage begroeiing, soms ook op twijgjes, takjes en boomstronken. De jongen worden uitsluitend gevoed met insecten, voornamelijk snuitkevers.

De Boompieper lijkt sterk op graspieper maar heeft een markanter koppatroon en een iets dikkere snavel. Langs de flanken lopen fijne dunne penseelstreekjes die duidelijk dunner zijn dan de borststreping (bij de graspieper zijn deze ongeveer gelijk); als het te zien is, is de korte achternagel ook een goed kenmerk. Graspieper heeft een zeer lange, rechte achternagel, boompieper een relatief korte en sterk gekromde achternagel. Geen verschil tussen mannetje en vrouwtje.


De Boompieper zingt van begin april tot in augustus. Broedt vanaf half mei. Eén of twee legsels per jaar met 4-6 eieren. Nest wordt gebouwd door het vrouwtje: een kommetje van droog gras, vaak met een bodem van mos en fijnere grassen, gelegen in een kuil in de grond. Na 12-14 dagen broeden komen de eieren uit, en na eenzelfde periode kunnen de jongen vliegen.

De de afgelopen tientallen jaren verloor de boompieper terrein vooral in het Deltagebied, het rivierengebied en delen van Zuid-Limburg, maar was daar nooit erg talrijk. In de voor de boompieper belangrijker gebieden op de zandgronden van Oost- en Zuid-Nederland ontwikkelden de aantallen zich positief.