woensdag 22 april 2020

Het is rustig in de tuin nu de vogels broeden

Vanmorgen maakte ik weer enkel foto's op mijn eigen stekje. De ontwikkelingen zijn niet zo groot. Het zal wachten zijn tot de vogels uitgebroed zijn. Als de jonge uit het ei zijn moeten de ouders aan de slag om de hongerige keeltjes met wormen, spinnetjes en insecten te vullen. Dan vliegen ze de hele dag op en af. In voorbereiding daar op heb ik nog wat takjes weggehaald die in de weg kunnen zitten bij het fotograferen. Het liefst wil ik het hele kijkgebied vanuit mijn schuiltentje vrij hebben, zodat de kans kleiner is dat een van de vogels net achter een tak verscholen zit.

Links; een Holenduif, rechts; een Houtduif. Let op de witte band in de nek van de Houtduif.

De holenduif (Columba oenas) is een vogel uit de familie van duiven (Columbidae). Zowel in Nederland als Belgiƫ is de holenduif het hele jaar aanwezig. De holenduif is 28-32 cm lang en heeft een spanwijdte van 60-66 cm. De mannetjes wegen ongeveer 300 g en de vrouwtjes ongeveer 270 g. De veren zijn blauwgrijs zonder wit, bij weerszijden van de hals glanzend groen en op de borst bleek oranje. De vleugels hebben een zwarte rand. De ogen zijn zwart. De roep klinkt ongeveer als "hu ru". Het vrouwtje legt per legsel twee witte eieren in een nest in een holle boom, die door beide partners gedurende 16 dagen worden bebroed.

Houtduiven hebben een grijspaarse kop, grijze bovendelen en grijsroze borst. Ze hebben zwarte armpennen en een brede zwarte eindband op de staart. Deze vogels hebben een witte vlek in de nek en een witte band op de vleugels, die goed zichtbaar zijn tijdens de vlucht, waardoor de soort op grotere afstand ook makkelijk te onderscheiden is van de stadsduif en holenduif. Ze hebben een korte, gele snavel met een rode basis en korte roze poten. Het verenkleed bij beide geslachten is gelijk. Hoewel houtduiven kunnen overkomen als dommige en sullige vogels zijn ze op hun foerageer- en nestplaats tamelijk agressief. Ze kunnen met hun vleugels rake klappen uitdelen aan soortgenoten, maar ook aan bijvoorbeeld eksters. Er vallen tijdens deze schermutselingen echter nooit doden. De lichaamslengte bedraagt 41 tot 45 cm, het gewicht 275 tot 700 gram en de spanwijdte 68 tot 77 cm.


De (Vlaamse) gaai zat aanvankelijk ook verscholen achter wat takjes. Die zijn nu weggehaald.

De gaai (Garrulus glandarius), ook wel Vlaamse gaai genoemd, is een opvallend gekleurde kraaiachtige. De gaai is 32 tot 35 cm lang. De nominaatvorm van de vogel, die onder andere in de Benelux voorkomt, is overwegend grijsbruin met een roze tint. De keel, onderbuik, anaalstreek, de stuit en een gedeelte van de handpennen zijn wit. Kenmerkend zijn een brede zwarte snorstreep en een blauw vleugelveld dat bestaat uit lichtblauwe veertjes met daarin een fijne, zwarte bandering. De vogel kan bij opwinding de kruinveren opzetten, deze zijn afwisselend licht van kleur met zwart.

Van oorsprong vrij schuwe bosvogel, maar inmiddels ook volop in het stedelijk gebied te vinden. Gaaien hebben in het bos de functie van indringer-alarm; veel dieren reageren op hun alarmroep en verbergen zich. Zo kunnen de Gaaien de roep van de Buizert perfect imiteren. Gaaien zijn bekend om de opvallende blauw-zwart gestreepte tekening op de vleugel.


De Merel (man) zat half in de donkere schaduw.

Als talrijkste broedvogel in Nederland ontbreekt de Merel alleen in landschappen zonder bomen of struiken. De hoogste dichtheden per vierkante kilometer zitten in stedelijk gebied met veel groen, in agrarisch cultuurland met veel heggen en in randen van gevarieerde loofbossen. Van schuwe bosvogel is de Merel in de afgelopen twee eeuwen veranderd in een succesvolle cultuurvolger. De aantallen namen ook in de afgelopen tientallen jaren nog toe, deels door het bezetten van nieuwe gebieden zoals in uitbreidingswijken of bosaanplant, vooral in Laag-Nederland.

Wel zijn grote regionale verschillen te zien tussen het zuiden en de rest van het land. In Limburg en Noord-Brabant blijft het aantal merels achter. In deze provincies bungelt de merel vaak in de onderste helft van de top-10. Dit komt voor een deel overeen met het beeld van de verspreiding van het usutu-virus. Het virus is vanuit Belgiƫ en Duitsland richting Nederland gekomen. In de zuidelijke provincies waart het virus nu het langst rond. Ook al lijkt het aantal merels zich aan het herstellen, het aantal blijft nog achter bij voorgaande jaren.