woensdag 1 april 2020

De Boomkruiper verzamelt nestmateriaal

Vanmiddag zag ik bij mijn fotohut een Boomkruiper die vezels aan het lostrekken was van de Watercipres (Metasequoia glyptostroboides). De Watercipres is een soort die in de laatste ijstijd vrij algemeen voor kwam in Oost-Aziƫ (Japan, Korea en China). De natuurlijke Watercipres komt nu in China voor op rotsige oevers en vochtige plaatsen.. De Boomkruiper was de loslatende vezels aan het lostrekken, die ze gebruiken bij het maken van hun nest.


De boomkruiper is een kleine vogel, die wat wegheeft van een kleine, bruine muis die met schokjes langs de ruwe boomschors naar omhoog klautert, op zoek naar insecten en spinnen. Ongeveer 20% van de paartjes broedt twee keer per jaar. Beide broedsels overlappen vaak: het mannetje bouwt een tweede nest waarin het wijfje eieren legt, terwijl de jongen van het eerste nest nog niet zijn uitgevlogen.

De Boomkruiper legt haar eieren van april tot juni. De legsels bestaan uit 5-7 eieren. De broedduur bedraagt 17-18 dagen. Uitgevlogen jongen worden zo'n een tot drie weken gevoerd door de ouders. Het nest wordt gemaakt tussen loshangende stukken boomschors of in nauwe boomholten, maar ook in speciale boomkruiper nestkasten. Boomkruipers zijn te vinden waar bomen zijn; in bossen, parken en grote tuinen. De hoogste dichtheden komen voor op de zandgronden. De boomkruiper stelt geen hoge eisen aan een broedplaats; maakt nesten achter loszittende boombast, oude nestkastjes, tussen klimopbegroeiing op bomen, muren of schuttingen en op tal van andere plekken.

In de lente en zomer eten ze insecten, insectenlarven en andere kleine, ongewervelde dieren (spinnen). Die worden tussen de schors vandaan gepeuterd terwijl de boomkruiper veelal spiraalgewijs omhoogklimt. Op enige hoogte aangekomen vliegt hij naar een naburige boom, om daar weer aan de voet met klauteren te beginnen. Ondertussen gebruikt de boomkruiper de stugge staartveren als steuntje waardoor deze vaak sterk gesleten punten blijken te hebben.


De boomkruiper is best onopvallend. Door zijn bruinige verenkleed is hij prima gecamoufleerd wanneer hij tegen een boomstam naar omhoog klautert. Ook de zang en de roep stellen niet veel voor en vergen een getraind oor om het op te pikken. Voor een beginnend vogelaar is een ontmoeting met een boomkruiper dan ook eerder een toevalstreffer. Boomkruipers hebben een speciale staart. De 12 staartveren zijn stug, stijf en gepunt: ideaal als steun bij het klimmen. Doordat de staartveren almaar over de schors slepen, slijten die snel. Alle zangvogels ruien eerst de centrale staartveren. Enkel boomkruipers en de spechten (die beide de steun van vooral de middelste staartveren nodig hebben bij het klimmen) ruien de centrale staartveren als laatste, nadat alle andere staartveren zijn vervangen.

Wil je op de hoogte blijven van de nieuwe artikelen, klik dan op VOLGEN