Knotsvormige geweizwam op een rottend takje van een dode zomereik.
Er is weinig bekend over de Knotsvormige geweizwam. Xylaria rhopaloides (Kunze) Mont. behoord tot de Xylaria, een geslacht van schimmels uit de familie Xylariaceae. De Knotsvormige geweizwam is uiterst zeldzaam. Om de soort met zekerheid vast te kunnen stellen is microscopische onderzoek nodig. Zo kan het defectieven onderscheid gemaakt worden tussen de Knotsvormige geweizwam is zo gelijkende gewone Geweizwam.
R. Bertault publiceerde in de B.S.M.F. van 1984 een monografische bewerking voor de Europese en Noord-Afrikaanse soorten van dit geslacht. Hij beschrijft hierin niet minder dan 45 soorten, ingedeeld in 4 secties. De dichotome sleutel in dit werk is, voor iemand met weinig ervaring in Pyrenomyceten zoals ik, niet gemakkelijk te gebruiken. De keuzemogelijkheden overlappen elkaar regelmatig, de nogal summiere beschrijvingen worden zelden aangevuld met afbeeldingen. Hierdoor blijft er na de determinatie een gevoel van twijfel over. Toch leken mij voldoende punten van overeenkomst aanwezig om te besluiten tot Xylaria rhopaloides (Kunze) Mont.
De Knotsvormige geweizwam (Xylaria rhopaloides) wordt vooral gekenmerkt door de smalle tot aan de top fertiele stromata en de inequilaterale sporen, met afmetingen 10-11 (12-14) x 4-6 Jlm. Het steeltje is duidelijk afgetekend aan de basis met donkerbruine viltige bekleding. Dit kenmerk vindt men wel terug bij een verwante soort Xylaria jolyana Bertault, maar deze heeft dan weer kleinere stromata en grotere sporen (13-15 Jlm lang). Ook Xylaria galandii Bertault lijkt sterk verwant, maar heeft gebundelde vruchtlichamen met meer knotsvormige stromata, de sporen meten 12-13 x 5-6 )lm.
De Knotsvormige geweizwam groeit hier op een uitstekend takje van een op de grond liggende stam van een zomereik (boombast op re. foto).
Het beekje de Raamsloop stroomt door landerijen en kleinschalige loofbossen.
De Raamsloop is een beekje dat tussen Reusel en Bladel bij de Hamelendijk in Reusel ontspringt en via Hulsel, Lage Mierde, naar Wellenseind stroomt om daar in het noordelijk deel van het landgoed de tweede meanderende beekje uit de omgeving, de Reusel in stroomt. De Raamsloop meandert sterk tussen de Reuselsedijk in Hulsel en waar de waterloop vanaf de Papenakkers de Raamsloop in stroomt. Die waterloop ligt ook daar weer op de dorpsgrens van Lage Mierde en Hulsel. Vanaf die waterloop is er geen meandering en stroomt het beekje richting de Neterselseweg in Lage Mierde. In het meanderende deel zijn twee loopbruggen over het water gelegd. Een daarvan is een betonnen brugdek, de andere een stalen looprooster bij de stuw (achter de gemeentewerf in Lage Mierde).
Ecologische verbindingszone
Langs de Raamsloop zijn de oevers gedeeltelijk flauwer gemaakt om meer variatie in de natte en droge plekken te krijgen. Dat biedt een goede uitgangssituatie voor de ontwikkeling van verschillende planten en dieren. Er zijn vier nieuwe poelen aangelegd voor amfibieën. De bodem is op een aantal plekken verschraald door de voedselrijke toplaag af te graven. Die percelen zijn nu voedselarm waardoor er weer planten kunnen groeien die hiervan naturen thuishoren. Ook is er nieuwe beplanting in de omgeving aangebracht.
Witte tandzwam (Schizopora paradoxa).
De Witte tandzwam en de Splijtende tandzwam (Schizopora paradoxa en S. radula) zijn dubbelgangers die in het veld niet van elkaar zijn te onderscheiden. Het zijn witte gaatjeszwammen waarvan de poriënwanden na verloop van tijd uiteenvallen waardoor een tandvormig uiterlijk ontstaat. Dit gaat mogelijk bij de Witte tandzwam sneller, maar dit vormt geen bruikbaar determinatiekenmerk. Het enige betrouwbare kenmerk zijn de grotere sporen van de Witte tandzwam: gemiddelde sporenlengte groter dan 5,5 µm bij de Witte tandzwam en kleiner dan 5,5 µm bij de Splijtende tandzwam. Het verdient aanbeveling rijpe sporen te meten afkomstig uit een sporee (op een objectglaasje). Beide soorten worden soms ook in het geslacht Hyphodontia ondergebracht.
Witte tandzwam (Schizopora paradoxa)
Microscopische controle is nodig voor zekere determinatie van deze soort. De Splijtende tandzwam (Schizopora paradoxa en S. radula) die ik 30 januari van dit jaar in de bossen van Eersel vond heb ik wel microscopisch laten onderzoeken, met een positief resultaat. De Splijtende tandzwam is ook veel zeldzamer als de Witte tandzwam. Van de Splijtende tandzwam zijn er tussen 1990 en heden slechts 191 vindplaatsen geregistreerd, van de Witte tandzwam zijn dat 903 vindplaatsen of atlasblokken, zo als dat officieel heet.
Deze witte variant laat ik niet onderzoeken. Ik ben niet de enige die dat niet laat doen. De Witte tandzwammen die op waarneming.nl zijn aangemeld zijn geen van alle goedgekeurd. Hoewel 903 vindplaatsen in 30 jaar over heel Nederland geen grote hoeveelheid is, staat dat in schil contrast tot de 191 van de Splijtende tandzwam, en zeker de 15 van de Opkrullende tandzwam, die ik op drie verschillende plaatsen vond.
Gewoon meniezwammetje (Nectria cinnabarina)
Het gewoon meniezwammetje (Nectria cinnabarina) is een lid van de klasse der Sordariomycetes dat opvalt als kleine stipjes op dode takken. De zwam komt voor in een zich seksueel voortplantende vorm en in een aseksuele vorm. De laatste staat ook bekend onder de naam Tubercularia vulgaris. Er zijn twee duidelijke stadia bij deze schimmel. Eerst manifesteert het zich in de vorm van lichtroze vlekjes op hout. Er worden talloze ongeslachtelijke sporen gevormd. Deze heten conidia. Het tweede stadium bestaat uit donkerrode wratjes, die de sporenzakjes dragen.