maandag 30 december 2019

De Canadese luchtmacht in aantocht

Een groepje Grote Canadese ganzen kwamen aanvliegen om neer te strijken op het Beleven in Reusel. Vanmorgen scheen de zon weer eens, en dat deed het tot zonsondergang. Dat zie je ook meteen aan het aantal vogels dat op het Beleven zit. Veel meer watervogels; waaronder vooral Wilde eenden, Krakeenden, Wintertalingen, Grauwe ganzen, en natuurlijk wat Grote Canadese ganzen, Kolganzen en Brandganzen.

Met een draai tegen de wind in, zetten de Grote Canadese ganzen de landing in.

De Grote Canadese gans is een gans die zijn oorsprong kent in Noord-Amerika en Canada. Vanaf de jaren 1975 is de grote Canadese gans als broedvogel in Nederland te vinden. De gans kwam naar ons land door ze te importeren als kooivogel. Zoals dat met meer geïmporteerde soorten gaat, ontsnappen er een aantal of worden ze gewoon uitgezet, soms om ze door sportjagers weer af te laten schieten. De Canadese ganzen hebben zich zodanig voortgeplant, dat er nu zoveel zijn dat het lijkt of de soort hier hier altijd al voor kwam. De grote Canadese gans is geregeld te vinden op vennen in Brabant en in de lage delen van West-Nederland.

Hoe goed de Grote Canadese gans het in Nederland doet, tonen de tellingscijfers van Sovon aan. De broedpopulatie bedraagt 9000-12.000 (2013-2015), de geschatte maximum aantallen in de winter 43.000-54.000 (2013-2015). De geschatte maximum aantallen die op doortrek zijn boven Nederland van september tot en met november liggen zelfs op 48.100-56.100, (2012-2017).


Vóór het ontstaan van een eigen broedpopulatie waren Grote Canadese Ganzen alleen in strenge winters, zoals 1978/79, in noemenswaardige aantallen aanwezig. Het ging dan om Zweedse vogels. Zulke invasies worden niet meer vastgesteld of verdrinken in de snel gegroeide eigen populatie. Deze betreft grotendeels standvogels, 's winters aangevuld met vogels uit aangrenzende landen. Recent in Nederland geringde vogels zijn overigens wel teruggevonden tot in Zuid-Zweden. De belangrijkste verplaatsingen vinden plaats in de ruiperiode in juni, als vogels uit omringende landen in Nederland komen ruien, maar tegelijk vanuit Nederland ook ruitrek naar elders optreedt.

De landelijke aantallen zijn vooral vanaf 1995 sterk toegenomen. De groepen zijn het grootst in nazomer en herfst, wanneer de ganzen veelal oogstresten op akkers bezoeken. In de loop van de winter vallen de meeste groepen uiteen. Tussen juni en augustus ontstaan ruiconcentraties tot enkele duizenden vogels op grote open wateren.