Gewone Haarmuts (Orthotrichum affine)
Gewone Haarmuts komt vooral epifytisch voor op bomen en struiken met een matig voedselrijke tot voedselrijke, neutrale schors, zoals Wilg, Populier, Es, Eik, Iep en Vlier. De soort groeit als pionier op stammen en takken, in meestal open bossen of bosranden, in struwelen en vaak ook op vrijstaande bomen. De standplaats is meestal lichtrijk. Minder vaak is de soort aan te treffen op steen zoals beton, baksteen, basalt, dakpannen, golfplaten en natuursteen.
Deze Haarmuts kende in Nederland in de vorige eeuw nog een behoorlijke achteruitgang als gevolg van luchtverontreiniging, maar doet inmiddels zijn naam weer eer aan en behoort tot de zeer algemene mossoorten in Nederland. Orthotrichum affine komt voor in een groot deel van de gematigde streken van het noordelijk halfrond.
Hoewel de naam Eikenmos (Evernia prunastri) anders doet vermoeden, groeit deze ook op de bast van berkenbomen.
Eikenmos - of gewoon geweimos - is een struikvormige soort met afgeplatte takken met stompe uiteinden. De takken zijn grijsgroen aan de bovenzijde en witgrijs aan de onderzijde. Het groeit op de zure schors van laanbomen, vooral eiken, maar wordt ook regelmatig aangetroffen op andere vrijstaande loofbomen, zoals in dit geval op de Berk. In bossen groeit het vooral op takken, maar ook op rottend hout en op boomstronken in heide en stuifzand. Deze soort wordt soms verward met Ramalina farinacea, waarvan de onderzijde ook groen is en de uiteinden van de takken spits.