Wit oorzwammetje (Crepidotus variabilis)
Het Wit oorzwammetje is een normaal voorkomende paddenstoelen soort die op allerlei soorten dood hout kan worden aangetroffen (vooral beuk, haagbeuk, eik en wilg). Het betreft meestal dunne takken, zowel gevallen exemplaren als dode takken aan een boom of struik die nog niet afgevallen zijn. In zeldzame gevallen kan de paddenstoel ook aan verdorde en halfverhoute stengels van kruidachtige planten verschijnen.
De hoed is klein, zelfs bij volgroeide exemplaren niet groter dan 3 centimeter, en heeft een karakteristieke vorm, als een waaier die over een hoek van 180 tot 360 graden (een halve tot een volledige cirkel) geopend is. Het hoedoppervlak is wit, met gebroken witte of grijze schaduwtinten, en soms wat viltig van textuur. De hoedrand is bijna altijd bochtig en onregelmatig gegolfd. De plaatjes aan de onderzijde zijn aanvankelijk witachtig maar worden spoedig okerkleurig of bruinroze. Ze zijn dun en lopen straalsgewijs uit van het punt waar de hoed aan het substraat is gehecht. Meestal is er nauwelijks een steel aanwezig. De sporen van het oorzwammetje zijn bruin (1,2,4,5,8,9).
De soortnaam variabilis betekent "veranderlijk". De genusnaam Crepidotus is afgeleid van het Griekse woord otos, dat "oor" en een voorvoegsel (crepid-) dat "schoen" of "muiltje" betekent. Agaricus variabilis, Crepidopus variabilis, en Claudopus variabilis zijn synoniemen van Crepidotus variabilis. In het veld kan het wit oorzwammetje worden verward met het week oorzwammetje (Crepidotus mollis). Vruchtlichamen van het week oorzwammetje zijn meestal wat groter dan die van het wit oorzwammetje, ook zijn ze wat donkerder van kleur (bleek oker) en ze hebben kleine schubjes op het hoedoppervlak.