zondag 23 december 2018

Paarse schijnridderzwam (Lepista nuda)

Vanmorgen zag ik tijdens een wandeling enkele Paarse schijnridderzwammen, die er nog redelijk goed uit zagen. Ze groeien in het gras, onder enkele eikenbomen.

Paarse schijnridderzwam (Lepista nuda)

De paarse schijnridderzwam (Lepista nuda; synoniemen: Clitocybe nuda, Tricholoma nudum en Agaricus nudus) is een zeer algemeen voorkomende paddenstoel uit de familie Tricholomataceae. De soort lijkt op de paarssteelschijnridderzwam (Lepista saeva), maar deze heeft een lichtgrijs-beige hoed. Een andere verwante soort is de vaalpaarse schijnridderzwam (Lepista sordida).

De paarse schijnridderzwam heeft een blauwachtig lila tot bruine hoed, die naar de rand toe roze tinten vertoont en bij het opdrogen lichter van kleur wordt. De hoed heeft in jonge staat een vlakke tot gewelfde vorm, later vertoont de rand een golvend patroon. De hoedrand kan daarbij inscheuren. De hoed kan een diameter van 6 tot 12 centimeter bereiken. De steel is lila, wordt tot 5 tot 9 centimeter hoog en is bedekt met fijne vlokken of vezels. De voet is soms knotsvormig en sterk verbreed. De lamellen zijn paars en liggen dicht naast elkaar. Het vlees heeft een typische, zoet-aromatische geur en smaak. Bij jonge exemplaren is het vlees paars, later wordt het bleker. De sporen zijn zalmroze.


De paarse schijnridderzwam is eetbaar, maar kan bij individuen allergische reacties veroorzaken. Deze treden voornamelijk op wanneer de paddenstoel rauw wordt geconsumeerd. Een bijkomend gevolg van het rauw eten is indigestie. De soort bevat onder andere trehalose, een natuurlijk voorkomende suiker.

De paarse schijnridderzwam groeit in de zomer en het najaar (september tot november) alleenstaand of in groepen (kan een heksenkring vormen) op een humusrijke of voedselrijke grond. De soort komt voor in loof- en naaldbossen en licht-beboste terreinen in Europa, Noord-Amerika en Australië. Het is een typische saprofyt.