dinsdag 18 december 2018

Zwammen en korstmossen

Vanmorgen zag ik, nabij het beleven op de Belevensche Heide, diverse nooie Gele trilzwammen, hele kleine Blauwgrijze schorsmycena's en korstmossen zoals Smal bekermos en Witstippelschildmos.

Blauwgrijze schorsmycena (Mycena pseudocorticola)

Blauwgrijze schorsmycena (Mycena pseudocorticola) geldt in Nederland als een vrij zeldzame paddenstoel. Vruchtlichamen zijn aanwezig in november, december en januari, op bemoste stammen van loofbomen, vooral (knot)wilgen. De hoed is eerst klokvormig, later vlakker, en tot ongeveer 10 mm in diameter. Het centrum is vaak enigszins afgeplat. De kleur is donker blauwgrijs, later bleker en wat bruinig verkleurend. Bij jonge paddenstoeltjes lijkt de hoed enigszins bedekt met poeder. De lamellen zijn vooral bij jonge exemplaren lichter dan de hoed, later donkerder. Ze zijn breed en staan vrij ver uit elkaar. De vaak bochtige steel heeft veelal de kleur van de hoed en lijkt soms onderaan behaard. Naar boven toe wordt de steel lichter. De soort komt voor in groepen. Het vruchtlichaam is geurloos.

Gele trilzwam (Tremella mesenterica)

De gele trilzwam (Tremella mesenterica) is een trilzwam uit de familie Tremellaceae. De gele trilzwam is het gehele jaar door, maar vooral in voorjaar en late herfst, te vinden op takken van loofbomen en struiken. De soort is algemeen in België en Nederland. Het vruchtlichaam heeft een doorsnede van 1 tot 5 cm en is onregelmatig hersenachtig geplooid. Het komt tevoorschijn uit spleten in boomschors en is eerst geel en later bleekgeel gekleurd. In droge toestand verandert de substantie van geleiachtig tot kraakbeenachtig taai en ook donkerder van kleur.

Smal bekermos (Cladonia coniocraea)

Smal bekermos is nauw verwant aan fijn bekermos. Vaak groeien deze twee soorten samen op boomvoeten van eiken of op dood hout. De naam is wat misleidend, want er ontstaan wel omhoog staande staafjes, maar deze eindigen vaak in een stompe punt. Soms verdiept deze punt en ontstaat een onduidelijk smal bekertje. De blaadjes groeien meestal een stukje omhoog langs de staafjes, hogerop zijn de staafjes bedekt met poeder.

Witstippelschildmos (Punctelia borreri)

Witstippelschildmos (Punctelia borreri) groeit als epifyt op goedbelichte bomen met een niet al te zure schors, soms ook op steen. Witstippelschildmos kan verward worden met Gestippeld schildmos (Punctelia subrudecta) maar bij Gestippeld schildmos zijn de lobben onregelmatiger hoekig, en de pseudocyphellen verschillen niet of nauwelijks van grootte. Witstippelschildmos kan ook nog worden verward met Rijpschildmos (Punctelia jeckeri) maar die heeft de soralen vooral op de lobranden. Het witstippelschildmos is een zuidelijke soort die hier altijd zeldzaam is geweest. Tot de soort rond 1990 aan een opmars begon als gevolg van het warmer wordende klimaat.

Binnen de korstmossen, waarvan wereldwijd meer dan tienduizend soorten voorkomen, bestaan verschillende afstammingslijnen. De samenwerking tussen schimmel en alg is in de loop der evolutie diverse malen ontstaan. De algen spelen een ondergeschikte rol; zij worden door de schimmel als een soort voedsel gehouden. In tegenstelling tot de schimmel kunnen zij zich niet seksueel voortplanten. Het enige voordeel voor de alg is dat hij dankzij de inbedding in de schimmel meer ruimte krijgt. De variëteit aan schimmelsoorten is veel groter dan die van de algensoorten in deze samenwerking.