Vanmorgen zou het helder zijn, was de voorspelling, ideaal om de Indische ganzen nog eens te gaan fotograferen. Maar de ochtend begon mistig. Omdat de post een pakketje zou bezorgen moest ik rond 11 uur weer thuis zijn. Toch ging ik even kijken, in de hoop dat de mist op zou trekken tegen dat ik daar met de fiets aan zou komen. Dat viel tegen. Omdat ik er toch was, maakte ik enkele foto's van de Indische ganzen, die nu aan het Zwartven zaten.
Het zwartven, door velen het kleine Beleven genoemd, licht in het buitengebied van Reusel, zuidelijk van het (grote) Beleven (uitspreken; Bele-ven). Vanmorgen zaten er zo'n 15 tot 20 Indische Ganzen te rusten en te foerageren.
De Indische gans kent zijn oorsprong in Centraal-Azie (Oost-Afghanistan, Zuid-China, Tibet, Bhutan, Kazachstan, Kirgizie, Tadzjikistan, Oezbekistan, Mongolie en aangrenzend deel van de Russische federatie). In het najaar vliegt de gans om te overwinteren over de Himalaja naar de draslanden van Pakistan, Bangladesh, India van Assam en tot zuidelijk in Tamil Nadu en verder in Noord-Birma, Thailand en Vietnam.
Vanaf 1986 broeden er jaarlijks Indische Ganzen in ons land. De aantallen namen langzaam toe naar rond 100 paren tijdens de eeuwwisseling en nog wat meer daarna. Van een stormachtige toename, zoals bij verschillende andere ganzen, is geen sprake. Het gaat om nakomelingen van losgelaten of ontsnapte vogels, die veelal nog bij de oorspronkelijke locaties broeden. Voorbeelden zijn de omgeving van Nieuwkoop en enkele gebieden langs de Lek. Vaak nestelen verschillende paren op korte afstand van elkaar op eilanden of kribben. Het duurt overigens soms enkele jaren voordat lokaal aanwezige vogels tot broeden overgaan.
De meeste Indische Ganzen worden gezien in de omgeving van de broedplaatsen, waar ze zich veelal aansluiten bij andere ganzen. De Nederlandse vogels, die standvogel zijn, krijgen in het winterhalfjaar gezelschap van wat vogels uit aangrenzende landen. Lokale bestrijdingsacties zorgen soms voor een gevoelige terugval van de aantallen.