Enkele van de 22 Lepelaars die dagelijks op het beleven te zien zijn.
De Lepelaars die in ons land broeden, overwinteren langs de Atlantische kust tussen Frankrijk en Senegal. Dit houdt in dat sommige Lepelaars maar 2,000 km per jaar hoeven te vliegen van- en naar hun overwinteringsgebied, terwijl anderen meer dan 10,000 km afleggen. De Lepelaarpopulatie is hard gegroeid, dus misschien is de variatie het resultaat van een toenemend aantal Lepelaars dat in slechtere gebieden is gaan overwinteren omdat de goede gebieden vol zitten. De meeste Lepelaars trekken naar Mauritaniƫ en de delta bij Senegal. Een andere deel blijft in Zuid-Frankrijk, Spanje en Portugal overwinteren. Slechts enkele vogels wagen het om de Nederlandse winter voor lief te nemen.
De Lepelaar vliegt gewoontegetrouw verder dan goed voor hem is
Lepelaars die in het zuiden van Europa overwinteren hebben een hogere overleving dan vogels die naar de ‘traditionele’ overwinteringsgebieden in West-Afrika vliegen. Toch blijven opvallend veel vogels ieder najaar helemaal naar Afrika vliegen. De lepelaars laten hiermee zien dat gewoontegetrouw gedrag een belangrijke beperking kan zijn bij de noodzakelijke aanpassing van vogels aan een veranderend klimaat of leefgebied. Onderzoek liet zien dat vogels die niet helemaal naar Afrika doorvlogen, een hogere overleving hadden. De vogels die in Frankrijk of op het Iberische schiereiland (Spanje en Portugal) bleven, hadden ruim tien procent meer kans om de volgende zomer te halen dan de Afrika-gangers. Op basis van de getallen zou men verwachten dat er in de loop der jaren steeds meer lepelaars in Europa blijven. De onderzoekers zagen inderdaad zo’n verschuiving, maar lang niet zo groot als gedacht.
Ecologische theorieĆ«n gaan ervan uit dat vogels gebieden met een lagere kwaliteit alleen gebruiken als de soortgenotendichtheid in de betere gebieden te hoog wordt. Op een relatief kleine schaal, bijvoorbeeld binnen een broedgebied, lijkt die theorie ook te kloppen. Maar onderzoek toont aan dat op de schaal van een complete trekroute andere mechanismen sterker zijn; hun gewoontegetrouwe trekgedrag ‘dwingt’ de vogels keuzes te maken die niet langer de beste voor ze zijn.
De lepelaars geven met hun trekgedrag belangrijke aanwijzingen naar bijvoorbeeld de gevolgen van snelle omgevingsveranderingen. Ook al ervaart een deel van de vogels dat het in een ander overwinteringsgebied beter toeven is, toch blijven grote groepen de oude gewoonten trouw. Dat ‘traditionele’ gedrag maakt het voor een populatie dus moeilijker om zich aan te passen aan veranderingen in het klimaat of in hun leefgebied, bijvoorbeeld ten gevolge van menselijke ingrepen.