De Lepelaars vliegen regelmatig een rondje. Ze lijken naar het Goorven te vliegen, maar keren dan weer met een bocht terug naar de Flaes.
De Flaes en het Goorven zijn vennen die met kwelwater en regenwater worden gevoed. Regenwater is er de laatste maanden niet zo veel gevallen. Als er geen kwelwater in de vennen zou komen, zou het waterpijl een stuk lager moeten staan, net als in de vennen die het puur en alleen van regenwater moeten hebben. Doordat deze vennen niet droog vallen, blijft de vispopulatie redelijk op pijl. Dat is een van de redenen waarom Lepelaars, Zwarte ooievaars en andere visetende zich ophouden op de twee vennen in het zuiden van Landgoed De Utrecht.
De Flaes heeft een oppervlakte van 4,9 ha, de Kleine Flaes is 1,8 ha groot en het Goorven 5,6 ha. De natuurreservaten het Goor en de Flaes, in het zuidoosten van De Utrecht, vormen een kern van het vogel eldorado op het landgoed. Gelegen tussen uitgestrekte boscomplexen, omringd door de natte Neterselse- en Mispeleindse heide, roepen deze oer-oude vennen herinneringen op aan lang vervlogen tijden, toen alleen een oude turfsteker op de hoogte was van het bestaan van deze sompige moerassen. Een perfecte gebied voor Lepelaars, Zwarte ooievaars, en reigers. Ook de Aalscholver weet wat er in het water leeft. Niet elk jaar, maar om het jaar broedt er een kolonie Aalscholvers in bomen op een dijkje te midden van de Flaes.
Wat een lepelaar eet is afhankelijk of ze aan zee verblijven, dan wel in het binnenland. In de waddenzee eten ze garnalen, wormen, stekelbaarsjes en andere kleine visjes, maar ook schelpdieren. In het binnenland worden vooral waterinsecten, kikkers, salamanders, stekelbaarsjes, bloedzuigers en kleinere vissen gegeten. De lepelaar gebruikt zijn platte snavel om in ondiep water te vissen, met name kleine visjes. In zoutwater worden ook kleine krabjes gevangen.