maandag 4 februari 2019

Splijtende tandzwam; 5 dagen na de vondst

Woensdag 30 januari vond ik tijdens mijn wandeling door de bossen van Eersel een buisjeszwam, die enigszins leek op de Opkrullende strookzwam die ik eerder deze maand vond. Na wat zoeken vermoed ik dat het de Splijtende tandzwam betreft, wat weer een zeldzame zwam is. Van deze zwam worden op Verspreidingsatlas.nl slechts 174 vindplaatsen (atlasblokken) gemeld tussen 1850 en 2019.

Vijf dagen na de vondst is de zwam verder gegroeid en er is iets meer kleur op gekomen. Het is nog onzeker of het de Splijtende tandzwam is, het kan ook de Witte tandzwam zijn (1011 vindplaatsen tussen 1850 en 2019). Microscopisch onderzoek is nodig om vast te stellen welk van deze twee soorten het is. Of dat ook gaan gebeuren begint een lastige vraag te worden. Een mail gericht aan Waarneming.nl heeft nog niets opgeleverd. Daarom heb ik ook aan NMV-Mycologen gevraagd of zij mij kunnen helpen, maar het antwoord daarop moet nog komen.

Deze foto's van de Splijtende tandzwam zijn 4 februari gemaakt, vijf dagen na de vondst. De zwam ontwikkeld zich nog verder.

De Splijtende tandzwam en de Witte tandzwam (Schizopora radula en Schizopora paradaxa) zijn dubbelgangers die in het veld niet van elkaar zijn te onderscheiden. Het zijn witte buisjeszwammen waarvan de poriënwanden na verloop van tijd uiteenvallen waardoor een tandvormig uiterlijk ontstaat. Dit gaat mogelijk bij de Splijtende tandzwam minder snel, maar dit vormt geen bruikbaar kenmerk. De soort verschilt van chizopora paradoxa door de meer creme-oranje (en niet witte tot bleek gele) kleur en de vaak capitate hyphen van de rand van de poriën (niet gezwollen bij chizopora paradoxa). Het enige betrouwbare kenmerk zijn de kleinere sporen van de Splijtende tandzwam: gemiddelde sporenlengte kleiner dan 5,5 µm bij de Splijtende tandzwam en groter dan 5,5 µm bij de Witte tandzwam.

Het verdient aanbeveling rijpe sporen te meten afkomstig uit een sporee (op een objectglaasje). Indien geen sporen zijn gemeten, dient de waarneming als "Witte tandzwam sl, incl. Splijtende tandzwam" te worden opgegeven. Beide soorten worden soms ook in het geslacht Hyphodontia ondergebracht.

De uitvergroting van deze zwam. De pijpjesstructuur (gaatjes) is met het blote oog niet te herkennen.

Deze zwam groeit aan de onderkant van een dode zomereik tak. Is deze zwam zeldzaam? Van deze zwam worden op Verspreidingsatlas.nl slechts 174 vindplaatsen (atlasblokken) gemeld tussen 1850 en 2019.

UPDATE 08-02-2019:
De zwam microscopisch laten onderzoeken blijkt niet zo eenvoudig als het zou moeten zijn. Mijn beroep op de Nederlandse Mycologische Vereniging stuit op het probleem dat ze vinden dat er te veel van deze zwam voorkomen en dat ze niet elke zwam onder de microscoop kunnen leggen en dat de verschillen zo klein zijn dat ze het onder de microscopisch ook niet met zekerheid kunnen vaststellen.

Ik antwoorden daarom: "Bij de Splijtende tandzwam is de gemiddelde sporenlengte kleiner dan 5,5 µm. Bij de Witte tandzwam is de gemiddelde sporenlengte groter dan 5,5 µm. Als onder de microscoop blijkt dat de sporenlengte kleiner dan 5,5 µm is, dan is het toch de Splijtende tandzwam, en niet de Witte tandzwam?"

Mijn tweede punt: "Ik heb het eigenlijk nog niet eens over de zeldzaamheid, maar over het feit dat er geen goedgekeurde meldingen bij waarneming.nl bekend zijn, geen enkele zelfs. En de 174 atlasblokken die op de Verspreidingsatlas vermeld staan, geeft naar mijn mening ook aan dat er inderdaad niet veel onderzocht zijn. De algemeenheid is daarom niet echt gefundamenteerd. Niet onderzochte meldingen worden niet gevalideerd, en hebben daarom feitelijk geen waarde. Ze hebben evenveel waarde als meldingen zonder bewijsmateriaal, zoals meldingen zonder foto’s. En dat is de reden dat ik daar middels een microscopisch onderzoek aan wil werken."

En zo zijn er nog twee organisaties waar ik gevraagd heb om microscopisch onderzoek. En het resultaat daarop is nog teleurstellender, ze reageren nog niet eens.

UPDATE 14-02-2019: Goedgekeurd na microscopie. "Groeit aan de onderkant van een dode zomereik tak. Het materiaal is onderzocht door Ton Hermans, Consul Noord Brabant van NMV. Op grond van de maat van de sporen mag geconcludeerd worden dat het om Schipora radula gaat. De sporen zijn tussen de 4 en 5,5 µm dus duidelijk gemiddeld minder dan 5,5 µm. Ook de oranje vleug op de vruchtlichamen wijst op S. radula. Als bijlage een foto van de sporen."

Microscopie foto van de sporen van de Splijtende tandzwam (Schipora radula).

Melding op Waarneming.nl: https://waarneming.nl/observation/167069236/ en
https://waarneming.nl/observation/167511634/

Mijn vondsten zijn de enige twee meldingen die ooit goedgekeurd zijn door Waarneming.nl.