Delen waar de bodem helemaal groen is geworden door een deken van mos.
Het stuifduin bij het natuurgebied Zwartven is het op een na hoogste punt van Brabant (33,5 +NAP), een beschermd natuurmonument op een hoge zandrug. De oorspronkelijke heide werd in stand gehouden met schapen. Door gras te plaggen en bomen te rooien is het landschap weer in zijn oude glorie hersteld. Van levend stuifzand is in Noord-Brabant bijna niets meer over. En buiten de provincie al helemaal niet, op enkele nationale parken na. Op het Zwartven is dit stuivende zand nog wel aanwezig.
Rood Bekermos - Cladonia coccifera
Rood bekermos is zonder twijfel het kleurrijkste voorbeeld uit de groep bekermossen: grijsgroene korstmossen met bekervormige structuren. Op de rand van de bekertjes zitten de knalrode vruchtlichamen. Hier vormt rood bekermos zijn sporen, net als paddenstoelen. Geen gekke vergelijking, want paddenstoelen zijn de vruchten van een schimmel (zwamvlok) en korstmossen bestaan ook grotendeels uit schimmel.
Rafelig Bekermos (Cladonia ramulosa)
Bekermossen zijn korstmossen en makkelijk herkenbaar aan hun vorm. Bekertjes, niet om uit te drinken maar om de vruchtlichamen van het korstmos te dragen. Op dood hout, op de grond of zelfs op het dak van je schuur kun je deze kleine vormen vinden. Wie goed oplet, ziet dat er een diversiteit aan vormen en kleuren bestaat.
In eerste instantie werd deze soort op Waarneming.nl door Koen Verhoogt goedgekeurd als Bruin Bekermos. Later is dat gecorrigeerd op aanraden en overleg met zijn collega Peter Kroon.
Koen Verhoogt:
"Beste Jozef van der Heijden, Dit is Rafelig bekermos Met vriendelijke groeten, Koen Verhoogt."
Waarop ik antwoorden:
"Ik wil niet beweren dat u geen gelijk hebt, maar gisteren stond deze als goedgekeurd afgevinkt. Kennelijk zijn jullie meningen daar over verdeeld. Wat is het nu? Was de eerdere goedkeuring ten onrechte?"
Koen Verhoogt:
"Sorry, had ik even uit moeten leggen inderdaad. Ik had hem eerst goedgekeurd als Bruin bekermos, maar werd erop gewezen door Peter Kroon dat wellicht toch een wat gek gegroeide Rafelig bekermos was. Na een tweede (en derde) blik was ik het met hem eens, vandaar mijn ommekeer. Groeten, Koen"
Peter Kroon hierover (op de facebookgroep waar ik de foto's ook had gepost):
"Validatoren zijn niet volmaakt. Of Koen heeft een foutje gemaakt of ik:)
Ik vind dit een lastig geval. Alles overwegend kom ik uit op Rafelig bekermos. Wat niet helpt is dat de kleur niet zo typisch is voor Rafelig bekermos en ook de grondschubben komen niet goed uit de verf. Hier en daar zie je wel wat van het geelgroene kleurtje van Rafelig bekermos. Verder kijk ik nog naar de bekervorm en het oppervlak van de bekers. Bruin bekermos is meestal wel wat soredieus, in ieder geval in de bekers. Rafelig bekermos is meestal geheel beschorst. Vaak zijn het vlakjes schors waartussen relatief veel van het witte merg te zien is. Schors is glad, sorediën zijn wattig. Ik zie op deze foto's wel van die gladdige plekken die voor mijn gevoel goed aansluiten bij Rafelig bekermos, maar echt heel duidelijk is het niet. Blijft over de bekervorm. Bruin bekermos heeft meestal goed ontwikkelde brede bekers met een korte steel. Rafelig bekermos heeft veel smallere bekers die vaak niet zo'n mooi gevormd kopje hebben. Op deze foto's zie ik veel relatief smalle bekers met een vrij lange steel. Ook zijn veel kopjes niet zo mooi gevormd en zie je hier een daar iets van een inkeping alsof de beker op het punt staat om te gaan rafelen (ook wanneer je de apotheciumstelen negeert). Zie bijv. de grote beker helemaal links op de 3e foto. Voor mij is met name de bekervorm doorslaggevend voor de determinatie als Rafelig bekermos.
Pfff, het valt niet mee om zulke lastige kenmerken in woorden aan te wijzen."
Zo zie maar, dat ik het niet precies weet, hoef ik mij dus niet echt aan te trekken.
Groot Dooiermos - Xanthoria parietina
Groot Dooiermos (Xanthoria parietina) gedijt in omstandigheden waar veel stikstof en ammoniak in de lucht zit. Groot dooiermos is een veel voorkomende en opvallende soort korstmos. De kleur is meestal heldergeel tot oranje, maar ook andere kleurschakeringen komen voor. Meestal zijn er apotheciën (schotelvormige vruchtlichamen) aanwezig, die van binnen donkeroranje zijn gekleurd. De gele kleurstof parietinezuur werd vroeger wel gebruikt als verfstof. De gele kleurstof wordt bloedrood wanneer deze in aanraking komt met een sterke base, zoals kaliloog of natronloog. Dit soort kleurreacties worden veel gebruikt om korstmossen op naam te brengen.
Het groot dooiermos komt vooral voor op basische substraten, en is bijvoorbeeld zeer algemeen in gebieden met intensieve veehouderij: de aanwezigheid van ammoniak bevordert de groei. Het groeit op schors van bomen, op steenachtige ondergrond als beton, baksteen en stoeptegels en zelfs op asbest en op het asfalt van rustige wegen. De laatste jaren komt de soort in Nederland (en ander delen van Europa) steeds meer voor, omdat ze kan profiteren van vervuiling met stikstofverbindingen. Witstippelschildmos groeit als epifyt op goedbelichte bomen met een niet al te zure schors, soms ook op steen.
Oranje druppelzwam - Dacrymyces stillatus
Oranje druppelzwam, Dacrymyces stillatus (of "oranje dropzwam") is een algemeen voorkomende schimmelsoort die op allerlei dood hout kan verschijnen, in bossen, parken en tuinen. De zwam wordt vaak aangetroffen op schuttingen die plaatselijk verrot zijn, op (geverfde) houten gevelbetimmeringen van huizen en op hekpalen en tuinmeubels. In een Zweeds en een Japans onderzoek werd de zwam vooral op naaldhout gevonden, maar in Nederland is populierenhout een geliefd substraat. Druppelzwammen veroorzaken bruinrot en verschijnen meestal pas wanneer een stuk hout al behoorlijk ver is vergaan en de bast van een gevallen stam al geheel is verdwenen.
Gele korstzwam - Stereum hirsutum
De gele korstzwam is een algemene paddenstoelsoort die over bijna de hele wereld voorkomt. In de opeenvolging van zwammen op dood hout is het vaak de allereerste soort die verschijnt en een omgevallen boomstam of een afgevallen dikke tak bedekt met golvende of schelpvormige, okerkleurige of oranjegele vruchtlichamen. Dikwijls betreft het dan eiken- of beukenhout, minder vaak hout van andere loofbomen, en slechts in zeldzame gevallen hout van spar of den. De vruchtlichamen kunnen wel gedurende drie opeenvolgende jaren op een stobbe verschijnen om uiteindelijk door andere schimmels te worden verdrongen.
De bovenzijde van jonge "hoedjes" is viltig behaard, later worden ze meer glad. De gele korstzwam fungeert als gastheer voor bepaalde soorten trilzwammen, met name de gele hersentrilzwam (Tremella aurantia) en de bruine trilzwam (Tremella foliacea). De paddenstoel veroorzaakt witrot. Tussen mycelia van de soort die tot verschillende individuen behoren, kan antagonisme bestaan. Zulke individuen beconcurreren elkaar wanneer ze in één stam voorkomen en de hyfen komen niet dicht in elkaars buurt. Door het uitscheiden van bepaalde metabolieten beconcurreert de paddenstoel ook andere schimmelsoorten, zoals de glimmerinktzwam en de zwerminktzwam.