Vanmorgen zat deze nachtvlinder in mijn kruiwagen. Daar werd snel duidelijk waarom deze nachtvlinder de naam Roesje draagt, maar ook wel 'Roestvlekvlinder' wordt genoemd. Het Roesje (Scoliopteryx libatrix) is een nachtvlinder uit de familie van de spinneruilen (Erebidae). De vlinder komt vooral in bosrijke omgevingen voor maar kan ook in kelders, garages en op zolders worden aangetroffen als ze er een droog plekje vinden om te overwinteren. De vliegtijd is van juli tot oktober.
De naam 'roesje' komt waarschijnlijk voort uit de kartelvormen achteraan de vleugels die aan de ruches van een gordijn doen denken. Ook de wetenschappelijke naam Scoliopteryx, wat kartelvleugelig betekent, verwijst daarnaar. De vlinder wordt ook wel 'roestje' of 'roestvlekvlinder' genoemd, naar de roestkleurige plekken op de vleugels. Een van de Duitse namen voor het roesje is Krebssuppe omdat het lijkt of op de bruine vleugels oranje kreeftensoep is gemorst.
De voorvleugels zijn bruin, donker kaneelkleurig met oranjerode vlekken en vertonen een dubbele witte dwarslijn. Onderaan zijn ze sterk ingesneden, gekarteld. Tussen de onderrand en de dubbele lijn loopt een witachtige zigzaglijn. Verder vallen 4 ronde witte vlekjes op; twee in de onderhoeken van de oranjerode vlekken en twee bovenaan. De spanwijdte bedraagt tussen de 44 en 48 millimeter. De volwassen vlinders leven in de lente van nectar van wilgenkatjes, in de zomer van bramen en in het najaar van de nectar van klimop. Roesjes behoren tot de weinige nachtvlinders die overwinteren. Ze doen dat in groepen in kelders of grotten. Omdat ze 's nachts actief zijn, moeten ze opletten voor vleermuizen. Merkwaardig is dat ze samen overwinteren met hun vijanden, de vleermuizen. Ze hebben echter bijzondere verdedigingsmaatregelen ontwikkeld. Onder de schubben aan beide kanten van het borststuk hebben ze een soort trommelvlies-detector waarmee ze vleermuizen vanop 30 meter kunnen horen. Als er onverwacht dichterbij een vleermuis opduikt, vouwen roesjes hun vleugels dicht en laten ze zich vallen.
De rupsen hebben als waardplant onder andere wilgen en populieren. Ze zijn groen en hebben donkere en gele zijlijnen, waardoor ze goed gecamoufleerd zijn. Overdag rusten ze aan de onderzijde van een blad. Als de rups volgroeid is, hecht ze zich vast in een opgerold blad of in twee aaneengesponnen bladeren. Na drie weken verschijnt de volwassen vlinder