donderdag 26 maart 2020

Actieve tuinvogels in de lente

De lente is in volle gang. Het broedseizoen is in volle gang. Alle vogels zijn maar met een ding bezig, paatjes vormen en een gezinnetje stichten. Gezinnetjes zonder overheidssteun. Ze doen het allemaal zelf, en wij hebben daar lol aan. Niet alleen lol, vogels zijn erg nuttig voor ons mensen. Zonder de vogels, insecten en andere elementen in de natuur zal de kwaliteit van het leven achteruit gaan. Insecten hebben we nodig voor de bestuiving van de planten. Vogels hebben we nodig voor het wegvangen van; muggen, vliegjes, rupsen die wij liever niet hebben. Denk daarbij aan de Processierupsen, de rups van de Buxusmot, en zo meer.

De Winterkoning is een klein vogeltje van 9,1 gram (8 – 10 cm)

De Winterkoning is een klein gedrongen, zandbruin vogeltje van bijna tien centimeter met een opgewipt staartje. De lichaamslengte bedraagt 9 tot 10 cm. Winterkoninkjes eten voornamelijk insecten en spinnen. De winterkoning heeft zich aangepast aan zowel bosrijke als open gebieden zoals boomloze eilanden. Verder broedt de vogel in parken en tuinen. Belangrijk is dat zich ergens dichte struwelen bevinden zoals heggen, braamstruiken of dichte vegetaties bij water. De winterkoning is in Nederland en België een van de meest algemene vogelsoorten.

De Koolmees bouwt een nest in nestkasten of een boomholtes.

De koolmees (Parus major) is een zangvogel uit de familie van echte mezen (Paridae). Volwassen koolmezen zijn circa 14 centimeter groot, hebben een spanwijdte van 22,5-25,5 centimeter en een gewicht van gemiddeld 17 gram. De koolmees heeft een zwarte kruin, witte wangvlekken, een gele borst en daarop overlangs een zwarte band. Mannetjes zijn te herkennen aan de duidelijk bredere zwarte band, maar ook aan de grotere hoeveelheid zwart tussen de poten en meer glans op de kop. Het juveniel is valer gekleurd en mist de zwarte streep, deze verschijnt in het najaar. De koolmees is de grootste soort mees, zoals de wetenschappelijke soortnaam verraadt: major betekent groot. De roep van de koolmees klinkt als péh-puuh wat vergelijkbaar is met de sirene van een politieauto. De zang is een hoog si si sirrr en lijkt iets zachter dan die van de pimpelmees. De vlucht van de koolmees is meestal gelijk aan die van andere mezen. In grote bogen vliegt de koolmees door de lucht, afwisselend wordt met de vleugels geslagen en gezweefd.

De Vlaamse gaai is niet afkomstig uit Vlaanderen. De Gaai komt voor in bijna alle Europese landen.

De Gaai heeft honderden jaren de naam Vlaamse gaai gedragen, maar werd enige tijd geleden Gaai genoemd zonder nog typisch "Vlaams" te zijn. Dat omdat de verspreiding een veel groter gebied omvat dan alleen België en / of Nederland. De Gaai komt voor in het cultuurlandschap en de bossen door geheel Europa. Hij is over heel Europa verspreid met uitzondering van het hoge noorden. Maar ook in westelijk Syrië, westelijk Jordanië, Israël, zuidoostelijk Azerbeidzjan, Iran, zuidelijk Siberië, noordelijk Mongolië, noordwestelijk, noordoostelijk China, Korea, noordelijk Japan en nog veel meer landen over de wereld. Vandaar dat de naam Gaai is geworden. Maar voor veel mensen blijven de naam Vlaamse gaai koesteren. Terecht of niet, dat maakt allemaal niet uit. Als je Vlaamse gaai zegt weet iedereen wat je bedoeld, maar Gaai is momenteel de correcte naam.

De gaai is 32 tot 35 cm lang. De nominaatvorm van de vogel, die onder andere in de Benelux voorkomt, is overwegend grijsbruin met een roze tint. De keel, onderbuik, anaalstreek, de stuit en een gedeelte van de handpennen zijn wit. Kenmerkend zijn een brede zwarte snorstreep en een blauw vleugelveld dat bestaat uit lichtblauwe veertjes met daarin een fijne, zwarte bandering. De vogel kan bij opwinding de kruinveren opzetten, deze zijn afwisselend licht van kleur met zwart.