Het hobo-achtig gefluit, lager en vloeiender dan merel. Daarnaast gaaiachtig gekrijs en spechtachtige roepen.
Volwassen mannetjes zijn geel van kleur met zwarte vleugels en staart. Onvolwassen vogels en vrouwtjes zijn minder fel gekleurd en hebben groenige bovendelen en vuilwitte onderdelen met fijne streping. Wielewalen hebben een rode snavel, die bij juvenielen vaal is. Houdt zich voornamelijk hoog in boomtoppen op en vaak alleen in een schicht te zien. Vliegt over lange afstanden in een licht golvende vlucht.
De wielewaal bewoont liefst vochtige, structuurrijke loofbossen; vaak zijn slechts een of twee boomsoorten dominant. Juist hier kunnen bladminnende insecten, waar wielewalen van profiteren, massaal voorkomen. Water in de buurt is een pre; rivierbegeleidende ooibossen, zoals je ze veel in Oost-Europa aantreft, vormen een ideaal habitat. Periodieke overstromingen zorgen er voor een gevarieerd bos qua leeftijdsamenstelling en structuur (maar niet qua soortsamenstelling) waarbij verschillende successiestadia naast elkaar worden gevonden. Voornamelijk nachtvlinders en rupsen, maar ook fruit, zoals bessen.
In de maand mei legt het vrouwtje de eerste eieren, bij uitzondering twee legsels van 3 tot 5 eieren. Het buidelvormige nest bevindt zich goed gecamoufleerd hoog in de boom. Grootbladige populieren zijn in Nederland populair. 'Mantelzorg' is onder wielewalen heel gewoon; jongen van het vorige jaar helpen bij het uitbroeden en voeden van jongen van de nieuwe generatie. Vooral in open gebieden, waar relatief grote afstanden worden afgelegd om voedsel te vinden, komt dit bijzondere gedrag veel voor.
|