woensdag 22 mei 2019

De merel komt baden in het fotohut vijvertje

Merels zijn niet bang als ze in je tuin zitten. Vaak zitten ze dichtbij, maar die zijn vertrouwd met de aanwezigheid van de mens. Ander gaat het bij merels die in de vrije natuur of in grote tuinen of parken leven. Die maken dat ze wegkomen als de mens te dicht bij komt. Omdat mijn fotohut in een grote tuin met veel grote bomen ligt, zijn de merels daar op hun hoede als de mens te dicht bij komt. Ook bij mijn fotohut zijn ze op hun hoede. Maar vanmorgen was de drang on in vers schoon water de baden groot genoeg om daar rustig foto's van te maken.

Een jonge merel kwam baden, de andere alleen drinken.

Als talrijkste broedvogel in Nederland ontbreekt de Merel alleen in landschappen zonder bomen of struiken. De hoogste dichtheden per vierkante kilometer zitten in stedelijk gebied met veel groen, in agrarisch cultuurland met veel heggen en in randen van gevarieerde loofbossen. Van schuwe bosvogel is de Merel in de afgelopen twee eeuwen veranderd in een succesvolle cultuurvolger. De aantallen namen ook in de afgelopen tientallen jaren nog toe, deels door het bezetten van nieuwe gebieden zoals in uitbreidingswijken of bosaanplant, vooral in Laag-Nederland.

Sinds ongeveer 2005 stagneren de aantallen of nemen ze licht af. Dit zou een gevolg kunnen zijn van enkele droge voorjaren, die ongunstig zijn voor de vooral van regenwormen levende Merel. Hoewel vaak waarneembaar, zijn er geen bewijzen dat predatie van nesten en jongen door Eksters van betekenis is voor de populatie Merels.


De Nederlandse Merels zijn grotendeels standvogel en vertonen steeds minder neiging om weg te trekken. Met aanvulling uit Noord-Europa zijn Merels in trektijd en winter dan ook door heel Nederland te vinden. Wel worden voedselarme gebieden als schrale bossen of grootschalig cultuurland soms tijdelijk verlaten en wellicht voor bijvoorbeeld nabijgelegen bebouwing verruild. Doortrek vindt in het voorjaar vooral tussen half maart en eind april plaats, in het najaar van half september tot half november. Verplaatsingen, al dan niet na vorst en sneeuw, kunnen echter tot diep in de winter aanhouden.