Met de meetlat er langs is te zien hoe klein de vruchtlichaampjes zijn.
Een korstmos is een symbiose tussen een schimmel en een alg, waar de alg vooral zorgt voor de benodigde suikers via fotosynthese en de schimmel de vasthechting, bescherming, en vorm van het korstmos bepaald. In Nederland komen ongeveer 650 soorten korstmossen voor, en deze zijn er in alle soorten en maten. Makkelijke kenmerken om erachter te komen in welke groep je moet zoeken zijn de vorm, kleur en groeiplaats van het korstmos.
Groot dooiermos (Xanthoria parietina), ook wel steenkorstmos, is een veel voorkomende en opvallende soort korstmos.[1] De kleur is meestal heldergeel tot oranje, maar ook andere kleurschakeringen komen voor. Meestal zijn er apotheciën (schotelvormige vruchtlichamen) aanwezig, die van binnen donkeroranje zijn gekleurd. De gele kleurstof parietinezuur werd vroeger wel gebruikt als verfstof. De gele kleurstof wordt bloedrood wanneer deze in aanraking komt met een sterke base, zoals kaliloog of natronloog. Dit soort kleurreacties worden veel gebruikt om korstmossen op naam te brengen.
Het groot dooiermos komt vooral voor op basische substraten, en is bijvoorbeeld zeer algemeen in gebieden met intensieve veehouderij: de aanwezigheid van ammoniak bevordert de groei. Het groeit op schors van bomen, op steenachtige ondergrond als beton, baksteen en stoeptegels en zelfs op asbest en op het asfalt van rustige wegen.
De laatste jaren komt de soort in Nederland (en ander delen van Europa) steeds meer voor, omdat ze kan profiteren van vervuiling met stikstofverbindingen.
Kenmerken Groot dooiermos:
- Thallus heldergeel tot oranje (sporadisch grijs), onderzijde is wittig
- Thallus is bladvormig
- Lobranden opstijgend
- Lobben worden ongeveer 5mm breed
- Geen soralen
- Geen isidiën
- Apotheciën meestal in grote getalen aanwezig
- Apotheciën zijn komvormig en tot 2cm groot
- Reactie met K+: bloedrood
Terminologie
- Thallus: Het gehele korstmos, behalve de vruchtlichamen. Het thallus kan meerdere groeivormen hebben, uitgelegd onder het kopje 'Vormen van het korstmos'.
- Apotheciën: Een, meestal komvormig, vruchtlichaam voor geslachtelijke voortplanting.
- Soralen: Plekken op het thallus waar Sorediën vrijkomen.
- Sorediën: Een manier van ongeslachtelijke voortplanting. Sorediën zijn korreltjes met algencellen en schimmeldraden. Isidiën: Een andere manier van ongeslachtelijke voorplanting. Isidiën zijn staafvormige uitgroeisels van het korstmos die uit het thallus groeien en makkelijk kunne afbreken.
- Rhizinen: De 'wortels' van het korstmos, deze gebruik hij om zich vast te hechten in het substraat.
- Ciliën: Draadvormige uitgroeisels aan de rand van het korstmos.
- Pycnidiën: Peervormige plekken in het thallus waar ongeslachtelijke sporen gemaakt worden.
- Pseudocyphellen: Stip- of lijnvormige tekeningen op het korstmos, die later kunnen uitgroeien tot soralen.
Vormen van het korstmos
- Struikvormig, een voorbeeld hiervan is Melig takmos (Ramalina farinacea).
- Bladvormig, een voorbeeld hiervan is Gewoon schildmos (Parmelia sulcata).
- Bekervormig, een voorbeeld hiervan is Kopjes-bekermos (Cladonia fimbriata).
- Schubvormig, een voorbeeld hiervan is Hamsteroortje (Normandina pulchella).
- Placodioid, een voorbeeld hiervan is Sinaasappelkorst (Caloplaca saxicola).
- Korstvormig, een voorbeeld hiervan is Witte schotelkorst (Lecanora chlarotera).
- Geschubde korst, een voorbeeld hiervan is Vliegenstrontjesmos (Amandinea punctata).
- En een associatie met blauwalg, een voorbeeld hiervan is Waterzwelmos (Leptogium plicatile).
- Groeiplaatsen
De meeste soorten stellen vrij specifieke groeiplaatseisen. Er kunnen grofweg 4 groepen gemaakt worden, soorten die groeien op:
- Grond (terrestisch)
- Schors (epifytisch)
- Steen (epilitisch)
- En overig (dood hout, metaal, bewerkt hout, etc.)
- Binnen deze groepen is het ook belangrijk om te kijken of het substraat waar de korstmos op groeit neutraal of zuur is, beschaduwt of vol in de zon, welke boomsoort en of het korstmos horizontaal en verticaal groeit.