De Boomkruiper is een onopvallende verschijning in voornamelijk oude loofbossen.
Boomkruipers zijn bruin gevlekt van boven en wittig van onderen. Net als de Boomklever eten ze insecten, insectenlarven en andere kleine, ongewervelde dieren (spinnen). Die worden tussen de schors vandaan gepeuterd terwijl de boomkruiper veelal spiraalsgewijs omhoog klimt. Op enige hoogte aangekomen vliegt hij naar een naburige boom, om daar weer aan de voet met klauteren te beginnen. Ondertussen gebruikt de boomkruiper de stugge staartveren als steuntje waardoor deze vaak sterk gesleten punten blijken te hebben. Boomkruipers klimmen spiraalsgewijs langs een boomstam omhoog, daarbij de bast afzoekend naar insecten. Een boomklever gaat ook naar beneden op de boomstam.
Boomklevers lopen zowel omhoog als omlaag over een boomstam, vandaar z'n naam. Het zijn holenbroeders die erom bekend staan de opening van hun broedholte te verkleinen door te 'metselen' met modder. Deze metseldrang is vaak zo sterk, dat ook wanneer het gat al de juiste grootte heeft, er in de omgeving toch nog een metselwerk gemaakt wordt.