De Dodaarzen zijn eind februari al druk met paarvorming. Tussen het duiken naar voedsel door hoor je de zang van het mannetje, een hinnikende roep met daarnaast nog vele andere geluiden.
De dodaars is de kleinste fuut van Europa. Hij wordt 23 tot 29 centimeter lang en 125 tot 225 gram zwaar. De vleugelspanwijdte is 40 tot 45 cm. Hij onderscheidt zich daarnaast van de andere Europese futen door zijn compactere uiterlijk, met rondere kop en kortere hals. Het staartje is zeer klein. Mannetje en vrouwtje zijn in uiterlijk niet van elkaar te onderscheiden. De snavel is zeer klein en recht en is zwart met een lichte punt. In de mondhoek bevindt zich een opvallende vlek, die in de zomer opvallend groengeel van kleur is en 's winters lichter. Tijdens de vlucht is geen wit te zien op de vleugels. De ogen zijn roodbruin van kleur, de poten groen.
Het zomerkleed is donkerbruin met een kastanjebruine oorstreek en voorhals. De kruin is zwart. Het winterkleed kent een valig geelbruine ("kurken") oorstreek en voorhals met een lichtere nek en wangen, en een donkere kruin. Het juveniele kleed lijkt op het adulte winterkleed, maar heeft een roodbruine tint op de borst en hals, korte donkere strepen achter en onder het oog en een geelroze snavelbasis. In het eerste winterkleed kan een vage streep worden gezien onder het oog. De rui valt in oktober en november. Doordat de slagpennen in één keer gewisseld worden, kunnen de vogels dan tijdelijk niet vliegen.