donderdag 19 januari 2017

Staartmees, Boomkruiper en de klever

Omdat ik gisteren de Boomklever en de Kuifmees ontdekte in de Hulselse Staat besloot ik vanmorgen om het er nog eens op te wagen. Met de telelens op de camera trok ik weer naar de Hulselse Staat. Als snel was het raak. Eerst de Staartmees, en direct daarna de Boomkruiper. De Boomklever trof ik helemaal aan het einde van mij 6 km lange wandeltocht.

De Staartmees is niet schuw, maar je komt ze niet alle dagen tegen


Staartmezen zijn zeer sociaal. Vooral buiten het broedseizoen leven deze geliefde bolletjes-met-staart-vogels in kleine groepen. Dwarrelend door twijgen en bomen roepen ze voortdurend naar elkaar. Blijft een lid van de groep ergens hangen, dan wordt er gewacht tot de achterblijver weer bij is. ij hebben lichte onderdelen en witte kop met brede zwarte zijkruinstrepen die samenkomen op de donkere rug. Opvallend donkere maar vooral lange staart (langer dan het lijf). De aanzet van de vleugels is roodbruin van kleur.

Staartmezen komen vrij algemeen tot broeden in bossen, parken, landgoederen en tuinen. Voorwaarde is de aanwezigheid van voldoende bomen en struiken, waar ze ook hun voedsel verzamelen. Dit doen zij tot op de allerdunste twijgen. Op het menu staan allerlei hele kleine insecten, rupsen en in de wintermaanden zaden die zij vinden op de dunste uiteindes van takken.

Staartmezen zijn standvogels, er is geen seizoenstrek. Zij blijven altijd in de buurt van de plaats waar ze ter wereld zijn gekomen, in de winter zwerven zij hier tot op enkele kilometers afstand omheen.

De boomkruiper klimt veelal spiraalsgewijs omhoog, niet naar beneden

Boomkruipers zijn bruin gevlekt van boven en wittig van onderen. Net als de Boomklever eten ze insecten, insectenlarven en andere kleine, ongewervelde dieren (spinnen). Die worden tussen de schors vandaan gepeuterd terwijl de boomkruiper veelal spiraalsgewijs omhoog klimt. Op enige hoogte aangekomen vliegt hij naar een naburige boom, om daar weer aan de voet met klauteren te beginnen. Ondertussen gebruikt de boomkruiper de stugge staartveren als steuntje waardoor deze vaak sterk gesleten punten blijken te hebben. Boomkruipers klimmen spiraalsgewijs langs een boomstam omhoog, daarbij de bast afzoekend naar insecten. Een boomklever gaat ook naar beneden op de boomstam.

Boomkruipers zijn te vinden waar bomen zijn: bossen, parken en tuinen. De hoogste dichtheden komen voor op de zandgronden. De boomkruiper stelt geen hoge eisen aan een broedplaats; maakt nesten achter loszittende boombast, oude nestkastjes, tussen klimopbegroeiing op bomen, muren of schuttingen en op tal van andere plekken. Bij strenge koude kruipen boomkruipers bij elkaar; uit bal van veren kunnen dan soms tien of meer staartjes steken.

Boomklevers lopen zowel omhoog als omlaag over een boomstam

Boomklevers lopen zowel omhoog als omlaag over een boomstam, vandaar z'n naam. Het zijn holenbroeders die erom bekend staan de opening van hun broedholte te verkleinen door te 'metselen' met modder. Deze metseldrang is vaak zo sterk, dat ook wanneer het gat al de juiste grootte heeft, er in de omgeving toch nog een metselwerk gemaakt wordt.

Boomklevers leven in soortenrijke oudere bossen met loofbomen met veel stamoppervlakte en enkele open plekken zijn uitstekend geschikt voor de boomklever. Ook in parken en tuinen te zien. Het voedsel van de boomklever wordt gezocht door nauwkeurig de schors van bomen te inspecteren op insecten. Ook zaden en noten worden gegeten; boomklevers kunnen dan ook gezien worden terwijl ze verwoed inhakken op een met de poten vastgehouden vrucht.

Op het menu staan insecten, zaden en noten. De zaden en noten zetten boomklevers vast tussen de bast van de boom, of ze houden die vast in hun poot om met hun krachtige snavel kapot te kunnen pikken. Vaak te vinden op voedertafels en daar assertief aanwezig.