vrijdag 23 augustus 2019

Lepelaars tussen de Ooievaars en Reigers

De grote vogels van het Beleven. De grootste zijn de Ooievaars en de Reigers. De Lepelaar is in vergelijking relatief klein. De Blauwe reiger is een reiger die het hele jaar te zien is op het Beleven. De Grote zilverreiger is daar ook geen vreemde verschijning, maar in mindere getallen als zijn blauwe familiegenoot. De Ooievaar en de Lepelaar zijn het meest gezien tijdens de najaarstrek en in het voorjaar als de vogels weer terugkeren vanuit de warme oorden.

In een beeld samengevat; de Blauwe reiger, Lepelaars en de Ooievaar. De Grote zilverreiger staat niet op deze foto, maar die zie je hieronder.

De 80 tot 93 cm grootte Lepelaar is herkenbaar aan de aan het uiteinde lepelvormige verbrede zwarte snavel, die aan de voorzijde geel is. Lepelaars hebben in prachtkleed een oranjegele borstvlek en een lange, dikke, afhangende kuif. Onvolwassen vogels hebben zwarte vleugeltoppen en vleeskleurige in plaats van een zwarte snavel met een oranjegeel uiteinde en de borstvlek ontbreekt. De vogel is helemaal wit. De verlengde kopveren vormen een bossige kuif. Van afstand hebben de eveneens witte zilverreigers een meer verticale houding. Vliegen doen de lepelaars met gestrekte hals. Zilverreigers trekken hun hals in.

De Lepelaar. Deze foto is vanmorgen gemaakt. Vanmiddag zaten er 20 lepelaars (helemaal achter) op het Beleven.

De vogel komt voor in natte weiden, bij sloten, op slikken en wadden. Het voedsel bestaat uit vis, waterdieren, slakken, insecten en wormen, ook wel eens plantendelen. Het nest bevindt zich in overjarig riet en is gemaakt van biezen, waterplanten en gras. In de jaren 70 waren er slechts zo'n 100 broedparen in Nederland. De laatste jaren neemt hun aantal gestaag toe en er zijn nu ruim duizend broedparen. Dit komt door de genomen beschermingsmaatregelen. De lepelaars broeden vooral op de waddeneilanden (geen vossen), in Zeeland, het Zwanenwater, langs de randmeren van het IJsselmeer zoals in het Naardermeer, de Lepelaarsplassen, de Waverhoek, de Oostvaardersplassen, de Tienhovense plas en de Poollandse lepelaarspoelen ten noordoosten van Schagen. Maar gezien de verschijning op het Beleven, moet de vogel ook in deze omgeving broeden.


De Grote zilverreiger is 85 - 100 cm groot. Zijn spanwijdte is 1,45 tot 1,70 meter.

De Grote zilverreiger is een stuk groter. Met zijn lengte van 85 - 100 cm is de grote zilverreiger even groot als de blauwe reiger. De spanwijdte is 1,45 tot 1,70 m, zijn gewicht 1 tot 1,5 kg. Hij leeft van vis, amfibieën, kleine zoogdieren en soms ook reptielen en vogels. Hij foerageert meestal in ondiep water, maar ook op het land. Zijn jachttechniek is eenvoudig: langdurig roerloos staan tot een prooidier in de buurt komt, of heel rustig wadend zijn prooi achtervolgen.

De Grote zilverreiger is van oorsprong een vogel uit het oostelijke, mediterrane gebied. Door het beschikbaar komen van geschikte leefgebieden heeft deze hagelwitte reiger zijn verspreiding inmiddels uitgebreid tot in Nederland en België. In de broedtijd is de grote zilverreiger vaak te vinden in rietmoerassen en ooibossen. In de winter is hij in Nederland op veel meer plekken te zien, als de vogels uit zuid- en Oost-Europa hier komen overwinteren. Dan gebruiken ze voedselrijke weilanden en sloten om te foerageren.

Het voedsel is zeer divers, voornamelijk vis, maar ook kikkers, muizen, kleine vogels en mollen. Foerageert actiever dan de blauwe reiger op vis in poelen, sloten, beken en andere ondiepere water, soms op muizen in grasland.


De Blauwe reiger haalt ongeveer 90 tot 98 centimeter.

De blauwe reiger (Ardea cinerea) is de bekendste vertegenwoordiger van de familie in Nederland en België. De vogel komt daarnaast voor in de gematigde streken van Europa en Azië. De blauwe reiger is een vlees- en viseter die vissen en amfibieën eet, maar ook andere dieren als insecten en kleine zoogdieren worden wel buitgemaakt. De vogel is een veel geziene soort in ondiepe plekken van stadssingels en poldersloten en in weilanden; de reiger wordt vliegend gezien langs grachten, beken en bij meren; de broedkolonies bevinden zich midden in de stad in hoge bomen of juist in volstrekt afgelegen bospercelen.

Een blauwe reiger wordt gemiddeld 5 jaar oud. De broeddichtheid is nergens in Europa zo groot als in Nederland. De habitat bestaat uit vochtige weiden, sloten, meren, rivieren en de Wadden zeekust. De blauwe reiger broedt in bomen, soms in rietvelden en is tegenwoordig ook te vinden in stedelijke gebieden. De blauwe reiger is een grote vogel met een lengte van ongeveer 90 tot 98 centimeter en kan een lichaamsgewicht bereiken van zo'n 2 kilogram.

Er is geen seksuele dimorfie; het mannetje en het vrouwtje zien er ongeveer hetzelfde uit. Beide geslachten hebben een grijze bovenzijde, vleugels en staart en de vleugeleinden zijn zwart. De kop is wit met een zwarte band door het oog, die doorloopt in een kuif. Ook de hals heeft een witte kleur maar is voorzien van lengtestrepen aan de voorzijde. De buikzijde is grotendeels lichtgrijs van kleur. De kop draagt een gele, dolkvormige snavel, in de broedtijd kleurt deze soms roodachtig. De nek is hierbij s-vormig ingetrokken en de poten steken achter het lichaam uit. De vleugels zijn rond, met zwarte uiteinden en een zwarte band over de achtervleugel.


De Ooievaar is de laatste week steevast te zien op het Beleven.

Hoewel de Ooievaars al aan de najaarstrek begonnen zijn, lijken de twee die al een ruime week op het Beleven verblijven, het daar goed naar hun zin te hebben. Ooievaars, van nature een trekvogel, trekken vanaf half augustus naar warmere gebieden in Europa, of zelfs Afrika. Sommige Nederlandse Ooievaars trekken zelfs door naar Zuid-Afrika. In het augustus verzamelen grote groepen Ooievaars zich en op een dag met een gunstige thermiek gaan ze vaak massaal de lucht in om zo aan hun lange reis te beginnen. Veelal foerageren ze eerst nog gezamenlijk in een geschikte omgeving. Als de thermiek gunstig is zie soms op grote hoogte de vele ooievaars in de lucht cirkelen.

Ooievaars waren in de vorige eeuw vrijwel uitgestorven in Nederland. Dankzij een intensief fokprogramma konden jonge ooievaars weer in de natuur worden losgelaten. Nu zijn ze niet meer weg te denken uit het landschap. Op het menu van ooievaars staan kikkers, muizen, regenwormen - alles dat beweegt tussen het gras. En daarmee ook de nesten en kuikens van vogels. In eenvormig grasland zijn die een relatief makkelijke prooi. Een favoriete strategie van ooievaars is om achter landbouwmachines aan te lopen. Achter de cyclomaaier of hooischudder ligt het voedsel letterlijk voor het oprapen.